Inloggen
Kennisbank

Procureur-Generaal Hoge Raad: regresrecht valt na huwelijk in gemeenschap

12 feb 2025

Het in kaart brengen van de financiële gevolgen van echtscheiding, blijft een lastig thema. Niet alleen voor jou als Erkend Financieel Adviseur, maar voor alle betrokkenen. Niet voor niets vechten ex-echtgenoten regelmatig tot de hoogste rechter om hun gelijk te halen.

Soms leidt de wet tot een uitkomst die ‘onrechtvaardig’ aanvoelt voor één van de ex-partners. Het is daarom juist jouw rol om klanten op die mogelijke gevolgen te wijzen, voordat het te laat is.

We lichten dit toe aan de hand van een recente conclusie van de Procureur-Generaal (PG) van de Hoge Raad.

Waar de zaak om draait
De zaak waar het om draait is behoorlijk ingewikkeld. Er spelen veel zaken door elkaar heen. We pikken er in het belang van jouw praktijk één aspect uit.

Een ongehuwd stel koopt in 2017 samen een woning. Ze hebben geen samenlevingsovereenkomst. Elk wordt voor 50% eigenaar. Maar de man betaalt de hele woning uit eigen middelen. Het gaat om een bedrag van (afgerond) € 384.000. Een jaar later, in 2018, trouwen ze zonder huwelijkse voorwaarden op te stellen. In 2023 gaan ze scheiden. De discussie gaat over hoe de woning verdeeld moet worden, rekening houdend met het feit dat de man die in zijn geheel betaald heeft.

De man stelt dat hij recht heeft op zijn inbreng van € 384.000 + de helft van de overwaarde. De vrouw stelt daartegen, dat haar schuld aan de man in de huwelijksgemeenschap valt, en dat hij daardoor niet zijn hele inbreng kan claimen.

Conclusie PG van 20 december 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1393
Toen de man de gezamenlijke woning volledig met eigen geld financierde, kreeg hij een regresvordering op zijn vriendin. De hoogte daarvan was 50% x € 384.000 = € 192.000. Dit staat niet ter discussie. Zo hadden de rechtbank en het Gerechtshof al besloten, en dat klopt volgens de PG.

Maar dan gaan ze trouwen in 2018 zonder huwelijkse voorwaarden op te stellen. In dat jaar is de Wet beperkte gemeenschap van goederen in werking getreden. Volgens de wet geldt sindsdien dat voorhuwelijkse eigendommen en schulden bij degene blijven die ze al had (art. 1:94, lid 7 BW). Ze vallen dus niet in de gemeenschap. Maar gezamenlijke goederen vallen wel in de huwelijksgoederengemeenschap (‘de gemeenschap’). De woning valt dus sowieso in de gemeenschap, want die was gezamenlijk eigendom.

Maar hoe zit dat met de regresvordering van de man op de vrouw?
Het Hof oordeelde nog dat deze schuld van de vrouw aan de man niet in de gemeenschap viel. De man kreeg dus gelijk. Maar nu de vrouw in cassatie is gegaan, oordeelt PG toch anders. PG stelt dat de ‘schuld’ die de vrouw is aangegaan, betrekking heeft op het gemeenschappelijke goed: de woning. En dat die daarom wel degelijk in de gemeenschap valt. De schuld van de vrouw van € 192.000 is daardoor voor de helft van de man geworden, op het moment dat ze trouwden. De schuld van de vrouw aan de man wordt de helft van € 192.000, ofwel € 96.000. Dus een kwart van de investering van de man.

Er zijn twee mogelijke uitzonderingsgronden voor de regel dat de regresvordering in de gemeenschap valt. Namelijk dat de schuld aan de vrouw ‘verknocht’ zou zijn en dat de uitwerking ‘in de weg staat van de redelijkheid en billijkheid’. Maar beide uitzonderingsgronden zijn volgens PG niet van toepassing.

Hij schrijft: “Ik kan mij de aangevoerde bezwaren tegen de halvering van de vordering uit hoofde van meerinbreng voorstellen, te meer omdat de uitkomst van art. 1:94 lid 7 BW in gevallen zoals de onderhavige onredelijk uitpakt voor, in dit geval, de man. Hij zal er niet bedacht op zijn geweest dat zijn vordering uit hoofde van meerinbreng op de vrouw halveert als gevolg van het huwelijk, net zomin als de vrouw zelf. Dit is echter het resultaat van de keuze die de wetgever in het kader van art. 1:94 lid 7 BW heeft gemaakt.”

Commentaar SEH
Wij volgen de wetsuitleg van de PG. Ook al is dat inderdaad wellicht ‘onrechtvaardig’ richting de man. Een eerder besluit bevestigt de uitleg van de PG namelijk.
Op 30 maart 2018 is een besluit herzien vanwege het gewijzigde huwelijksgoederenrecht. In dat besluit, Staatscourant, nr 2018-45958, staat in punt 3.2.4 staat precies zo’n situatie beschreven. Het besluit gaat weliswaar over een ander fiscaal punt (is er sprake van een belaste schenking?), maar de beschrijving bevestigt dat een regresvordering die is ontstaan door aankoop van een gemeenschappelijk goed, wel in de gemeenschap valt. En dat dit voorkomen kan worden door huwelijkse voorwaarden op te stellen.

Voor jouw praktijk ook van belang
In deze zaak heeft de man het hele huis uit eigen middelen betaald. De kans is groot dat er helemaal geen financieel adviseur aan te pas is gekomen. Maar de PG schrijft dat de uitspraak net zo goed zou gelden als de woning wel gefinancierd was met een hypothecaire lening door de man. Als de man alleen de hele lening zou zijn aangegaan voor een woning die in de beperkte gemeenschap valt, dan zal die schuld ook in zijn geheel in de huwelijksgemeenschap vallen als ze nadien trouwen. Tenzij ze daar via huwelijkse voorwaarden andere afspraken over maken.

Kortom: als jij er als adviseur bij betrokken bent, is het van belang om de klant goed te informeren over de gevolgen wanneer ongehuwde klanten alsnog gaan trouwen. Druk de klanten op het hart dat ze je niet alleen een uitnodiging voor de bruiloft sturen, maar al eerder contact met je opnemen. Dat kan ze een hoop toekomstige ellende besparen.