Verdeeld over tientallen documenten is in duizenden pagina’s uitgelegd wat de belangrijkste plannen en de gevolgen daarvan zijn. We zijn, zoals elk jaar, onze opleidingspartners erg dankbaar voor hun samenvattingen van de Prinsjesdagplannen. Je kunt (op alfabetische volgorde) de verschillende samenvattingen bijvoorbeeld nalezen via:
In deze Nieuwsbrief herhalen we niet alle inhoud. Daarvoor verwijzen we naar de officiële stukken, of de samenvattingen van de opleiders. Het is ze weer gelukt om vaak al binnen 24 uur een uitgebreide samenvatting beschikbaar te stellen aan geïnteresseerden.
Inmiddels zijn de Algemene Politieke Beschouwingen achter de rug, waardoor we iets meer zicht krijgen op welke plannen in hoeverre standhouden. Er zijn op 3 oktober 2024 meerdere Nota’s van wijziging in diverse Belastingplannen gedaan. Die wijzigingen zijn voor de meeste EFA’s wellicht niet zo heel spannend. Een opvallende wijziging is bijvoorbeeld dat de grens van de hoogste tariefschijf niet € 76.814 is, maar € 76.817. Dat scheelt maximaal € 0,36 inkomstenbelasting, dus erg impactvol is die wijziging niet. Verder zijn er enkele aanpassingen gedaan in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en doorschuifregeling (DSR), vooral om de definitie van 'preferente aandelen’ te verduidelijken. Ook is een ‘lek’ gedicht in de belastingheffing van fiscale beleggingsinstellingen (fbi’s).
We gaan hierna in op de gevolgen van de Prinsjesdagplannen voor jou en jouw klanten.
Hypotheekrenteaftrek
Al in het Hoofdlijnenakkoord was afgesproken dat er niets zou veranderen aan de hypotheekrenteaftrek. In het Regeerprogramma staat ook “we wijzigen de fiscale positie van woningeigenaren niet”. Dat is enerzijds geruststellend, omdat het niet betekent dat je opnieuw allerlei vernieuwingen moet kennen. Anderzijds is de eigenwoningregeling al bijzonder complex, en bovendien nauwelijks doelmatig of doeltreffend. Daarmee negeert het kabinet zijn eigen uitgangspunt om dergelijke fiscale regelingen te vereenvoudigen.
De invoering van de extra schijf in de Inkomstenbelasting, leidt wel tot een kleine aanpassing in de renteaftrek. Omdat artikel 10.2a Wet IB2001 niet gewijzigd is, blijft de tariefmaatregel beperkt tot het verschil tussen de 2e en 3e schijf van die Inkomstenbelasting. Anders gezegd: het maximale tarief waarover aftrek mogelijk is, wordt het tarief van de tweede schijf, ofwel 37,48%. Voor een belastingplichtige met een belastbaar inkomen tot € 38.441 wordt de aftrek lager: 35,82%. Het zijn marginale verschillen ten opzichte van de huidige aftrek tegen 36,97%.
Per € 1.000 aan aftrekbare rente, scheelt het € 5,10 (voor inkomen in de tweede en derde schijf) in positieve zin. En het scheelt € 11,50 in negatieve zin voor de lagere inkomens. Zij betalen echter ook minder inkomstenbelasting over dat inkomen. Met deze vergelijking is geen rekening gehouden met de bijtelling van het eigenwoningforfait. Het tarief daarvan (0,35%) wijzigt in 2025 overigens niet. Alleen de grens voor de villatax (tarief 2,35%) wordt geïndexeerd.
Wijzigingen overdrachtsbelasting
Er zijn enkele wijzigingen voorgesteld in de overdrachtsbelasting.
Een eerste wijziging in de overdrachtsbelasting is dat ook alléén verkrijging van de economische eigendom van een onroerend goed kan leiden tot het lage tarief (2%) of de startersvrijstelling. Deze wijziging moet al in 2025 ingaan. Daarbij wordt dan weer een extra uitzondering ingevoerd voor ‘sleutelovereenkomsten’, waarbij de koper al voor de overdracht de woning van de verkoper mag betreden en verbouwen. In een dergelijk geval zou de feitelijke economische eigendom al bij de sleutelovereenkomst overgaan – het risico op wijzigingen in de waarde ligt dan immers al bij de toekomstig koper. In een dergelijk geval geldt toch pas de juridische levering van de woning als verkrijgingsmoment voor de overdrachtsbelasting. Als voorwaarde geldt onder meer wel dat de koper niet langer dan 6 maanden voorafgaand aan de levering de sleutel heeft.
Let wel! Deze wijziging is nog slechts een wetsvoorstel, en heeft op zijn vroegst pas werking in 2025. Tot het wetgeving wordt, bestaat het risico van economische eigendomsoverdracht bij sleutelovereenkomsten dus nog wel.
Een tweede belangrijke wijziging is de invoering van een extra tarief, vanaf 2026. Je hebt nu al te maken met drie tarieven in de overdrachtsbelasting: een vrijstelling, 2% of 10,4%. Als het aan het kabinet ligt, komt daar een vierde tarief bij van 8%. Dat tarief gaat gelden voor de aanschaf van woningen, waarbij de koper die niet zelf ‘anders dan tijdelijk’ gaat bewonen. Denk hierbij aan de aanschaf van een woning die bestemd is voor verhuur. Het tarief van 10,4% geldt dan voor niet-woningen. Het doel van dit extra tarief is om de koop of bouw van huurwoningen weer enigszins te stimuleren. De keerzijde zal wel zijn, dat er opnieuw discussies gaan ontstaan over wat precies een woning is en wat niet. Nog steeds worden rechtelijke uitspraken gedaan vanwege de ‘oude’ tarieven overdrachtsbelasting, waarbij 6% voor niet-woningen en 2% voor woningen als uitgangspunt gold. Op 18 september 2024 deed bijvoorbeeld het Gerechtshof ’s Hertogenbosch een uitspraak over de aard van een gebouw, dat begin 17e eeuw nog een woning was, maar later als bedrijfspand was gebruikt.
Daarnaast geldt voor kleine particuliere verhuurders dat een stapeling van wetgeving deze al veel minder aantrekkelijk heeft gemaakt, nog los van de box 3-belasting. Daar komt volgend jaar mogelijk voor kleine verhurende ondernemingen (voor de Vpb) een dilemma bij: aanpassing van de earningstrippingsmaatregel (de antifragmentatiemaatregel) in het Belastingplan 2025 (zie hier de uitleg vanaf paragraaf 5.11). Ondernemingen met hoofdzakelijk vastgoed op de balans, krijgen te maken met een beperking van de renteaftrek. Hierover wordt inmiddels hevig gediscussieerd. Het lastige is, dat deze regel in het integrale Belastingplan is opgenomen: als men tegen de antifragmentatiemaatregel stemt, gaan ook bijna alle andere belastingwijzigingen niet door.
Straks echt het eind van de salderingsregeling?
In de Nieuwsbrief van maart 2024 schreven we al over het wegstemmen van de afbouw van de salderingsregeling door de Eerste Kamer. Daardoor bleef de salderingsregeling dus in stand. We vroegen ons toen al af hoe lang die regeling nog houdbaar zou zijn. Nu is het voorstel die in één keer af te schaffen in 2027.
Het wetsvoorstel om de salderingsregeling af te schaffen, verdient nog wel nadere verduidelijking. Zo wordt gesproken over een ‘redelijke terugleververgoeding’ die moet worden betaald aan consumenten die zonnestroom aan het net leveren. Er wordt nog niet nader ingegaan op wat ‘redelijk’ is. Ook de kosten die veel energiemaatschappijen in rekening brengen bij zonnepaneelhouders, staat ter discussie. Via een amendement is geregeld dat de kosten niet hoger mogen zijn dan de terugleververgoeding, maar hoe dat stand kan houden als de kosten daadwerkelijk hoger zijn dan de stroomprijs, is nog de vraag. De ACM buigt zich over deze problematiek. Al eerder had de ACM een onderzoek aangekondigd naar de kosten en vergoeding van zonnestroom. Afschaffing van de salderingsregeling heeft hoe dan ook negatieve gevolgen voor de terugverdientijd. Dat blijkt ook uit onderzoek van Berenschot in opdracht van de Vereniging Eigen Huis.
Voor jouw praktijk weinig impactvolle wijzigingen
Voor jouw praktijk als Erkend Financieel Adviseur, zullen de plannen met betrekking tot de eigen woning niet veel impact hebben. Het is overigens wel verstandig om klanten die van plan zijn zonnepanelen aan te schaffen, te wijzen op de voorgenomen afschaffing van de salderingsregeling.
Je werkgebied is natuurlijk ruimer dan alleen hypotheekadvies. Je bent ook de aangewezen persoon om klanten over toekomstvoorzieningen te adviseren. Ook daarin verandert relatief weinig, op basis van de Prinsjesdagplannen. Dat het ‘bedrag ineens’ opnieuw is uitgesteld (vooralsnog tot juli 2025), was eigenlijk geen verrassing. Het zou juist een grote verrassing zijn als er geen verder uitstel volgt, want die datum is al vrijwel onhaalbaar, gezien de recente discussies erover. Kleine technische wijzigingen, zoals de optie dat ook legatarissen bancaire lijfrente-uitkeringen voort kunnen zetten (en niet alleen erfgenamen), zullen in de praktijk minder vaak ter sprake komen dan hypotheekadvies.
Maar ons advies is om wel handig gebruik te maken van de door opleiders aangeboden samenvattingen: daar staan nog veel meer wijzigingen in, die mogelijk wel voor jouw praktijk goed zijn om te weten.
Disclaimer
Dit artikel is geschreven naar inzicht van 14 oktober 2024. Stichting Erkend Hypotheekadviseur heeft bij het schrijven en redigeren van dit artikel de nodige zorgvuldigheid betracht. Stichting Erkend Hypotheekadviseur is op geen enkele wijze verantwoordelijk voor de schade die ontstaat als gevolg van eventuele onjuistheden in deze tekst.