Relevante voorstellen Belastingplan 2026

Wij kijken op Prinsjesdag altijd reikhalzend uit naar de belastingplannen voor het nieuwe jaar. Eerdere jaren bleek echter dat er vanaf die derde dinsdag in september nog veel aan de wetsvoorstellen gesleuteld werd, soms met haastig opgelapte (slechte) wetgeving tot gevolg. Dit jaar is al veel van de voorlopige inhoud van het Belastingplan 2026 eind april 2025 bekend gemaakt. Er zijn in 8 wetten alleen al 45 maatregelen aangekondigd die vallen onder het Belastingplan 2026. Daarnaast is het voorlopige voorstel Fiscale Verzamelwet 2026 gepubliceerd, waarin ook nog een lijst van 22 maatregelen is opgenomen.

In deze nieuwsbrief schetsen we, voor zover dit mogelijk is op basis van de gepresenteerde plannen, kort de voor jouw praktijk relevante maatregelen. We doen dit soms puntsgewijs en niet helemaal volledig, nu nog niet duidelijk is in hoeverre deze plannen doorgaan. Er is met ‘voorlopige voorstellen’ per definitie sprake van onzekerheid. Maar door de val van het kabinet op 3 juni 2025 is die onzekerheid versterkt.

Algemeen en box 3
Jaarlijks worden de grenzen van de tariefschijven geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor. In 2026 wordt die indexatie slechts gedeeltelijk toegepast. Daardoor komt iemand met een loonsverhoging eerder in een hogere tariefschijf in box 1. Het deels indexeren met die tabelcorrectiefactor geldt ook voor de heffingskortingen. 

Ook in box 3 komt er een lastenverzwaring: het forfaitaire rendement op overige bezittingen komt op 7,78% te liggen en de vrijstelling gaat omlaag naar € 51.396 per persoon (nu: € 57.684).

Codificatie uitzendregeling eigenwoningregeling
Een eigen woning blijft in box 1 als iemand tijdelijk wordt uitgezonden (al dan niet naar het buitenland). Dat staat al in art. 3.111, lid 6 Wet IB2001. De woning mag dan niet ter beschikking staan aan ‘derden’. In eerdere besluiten was al goedgekeurd dat (stief)kinderen, de partner of anderen die meer dan een jaar tot het huishouden behoorden vóór de uitzending, niet als ‘derden’ kwalificeren, waardoor de woning in box 1 blijft. 
Deze uitzendregeling wordt nu gecodificeerd (in wetgeving omgezet) en direct ook nog eens verruimd naar alle bloed- of aanverwanten in de rechte lijn. Als voorbeeld wordt de situatie genoemd, dat een kind in de woning achterblijft, dat vervolgens zelf een kind krijgt. Dan zou dat kleinkind ineens een ‘derde’ zijn, waardoor de woning verhuist naar box 3. Dat wordt met dit verruimde voorstel vermeden.

Geen leegwaarderatio bij onzakelijke huur
Als aan ‘gelieerde partijen’ zoals een kind, partner of onderneming een woning wordt verhuurd, kan de neiging zijn om een lagere huur af te spreken dan zakelijk is. Leuk voor de huurder, maar ook voor de verhuurder: zijn leegwaarderatio is dan lager voor de box 3-belasting. Dit wordt rechtgezet: bij onzakelijke huur geldt de leegwaarderatio niet langer. 

Wijzigingen lijfrenten
Er zijn betrekkelijk veel kleine wijzigingen op lijfrentegebied voorgesteld (zie pagina 23 en verder in de Memorie van Toelichting op de FVW 2026).

  •  Verzekerde en bancaire lijfrenten krijgen dezelfde uiterste ingangsdatum
    Het is bij een verzekerde lijfrente nog mogelijk om jaarlijks achteraf uit te laten keren in het laatste jaar dat dat mag (AOW-leeftijd + 5 jaar). Bij een bancaire lijfrente is dat niet toegestaan. Dit wordt rechtgetrokken: ook bij een verzekerde lijfrente moet de eerste uitkering plaatsvinden in het jaar waarin iemand de AOW-leeftijd + 5 jaar bereikt heeft.
  • Termijn ’31 december + 1 jaar na contractuele einddatum’ vervalt 
    In het verleden zijn veel lijfrenten afgesloten (in de opbouwfase) met een contractuele einddatum op (bijvoorbeeld) de leeftijd 62 jaar. Dan heeft de begunstigde nog het hele kalenderjaar + 1 jaar om te handelen: de lijfrente uit laten keren of uitstellen. Dat gaat in de praktijk vaak mis. Mensen vergeten te handelen en dan is de lijfrente een dag later (1 januari van het 2e jaar) geheel belast met inkomstenbelasting en revisierente. Deze regel vervalt. Ook als er een eerdere contractuele einddatum is, blijft als uiterste datum van uitkeren de AOW-leeftijd + 5 jaar gelden. Je kunt ook stellen dat een expirerende lijfrente ‘automatisch’ wordt verlengd tot die gaat uitkeren, als dat uiterlijk maar gebeurt in het jaar van de AOW-leeftijd + 5 jaar.
  • Codificatie bancaire alimentatielijfrente 
    Voor afkoop van alimentatieverplichtingen of als pensioenverrekening kan volgens de wet een lijfrenteverzekering worden afgesloten (waarvan de storting onder de persoonsgebonden aftrek valt). In een besluit was goedgekeurd dat dit ook een bancaire lijfrente mag zijn. Die goedkeuring wordt nu gecodificeerd.
  • Altijd belasting niet langer kwalificerende lijfrenten
    Als een lijfrente niet langer voldoet aan de voorwaarden, is die ineens belast en wordt er revisierente in rekening gebracht. In heel specifieke gevallen blijkt er nog een muizengaatje in de wet te zitten. Dat is alleen zo bij stakingswinstlijfrenten die niet tijdig uitkeren. Dat gaatje wordt gedicht – en wel met terugwerkende kracht vanaf het publicatiemoment van het wetsvoorstel (25 april 2025).

Ook op pensioengebied zijn er enkele technische wijzigingen, die vooral verbeteringen zijn van eerdere foutjes of omissies. Ook zijn enkele technische knelpunten rondom de transitie opgelost via een besluit van 23 april 2025. Dat besluit wordt gecodificeerd (niet in de FVW, maar in de Overige Fiscale Maatregelen). Door het besluit kan een al ingegaan prepensioen of tijdelijk overbruggingspensioen blijven doorlopen na het invaren. Ook mag een al ingegaan wezenpensioen doorlopen tot de leeftijd van de (half)wees van 30 jaar na het invaren (na de transitie is de eindleeftijd uiterlijk 25 voor nog niet-ingegane wezenpensioenen). Tot slot wordt het overgangsrecht voor (franchiseloze) pensioenopbouw voor 18- tot 20-jarigen verlengd.

Maatregelen Successiewet
In het Belastingplan staan diverse voorgenomen maatregelen in de Successiewet (SW). 

  • Aanpak constructie ongelijke breukdelengemeenschap
    Als iemand kort voor het overlijden de huwelijkse voorwaarden aanpast, zodat de echtgenoot 99% van het vermogen krijgt, dan is dat geen schenking en kan er ook geen erfbelasting over geheven worden. Dat wil de regering oplossen met een wetswijziging, waardoor elke afwijking van de verhouding 50%-50% (na een scheiding of overlijden) via de huwelijkse goederengemeenschap of een finaal verrekenbeding, wordt belast. 
    Dus als de verhouding 70%-30% is, dan wordt bij degene die 70% krijgt het deel boven de 50% (ofwel 20%) gezien als een schenking of erfenis. Dit geldt voor alle huwelijken waarbij de huwelijkse voorwaarden zijn aangegaan of aangepast na 18 april 2025.
  • Uitbreiding begrip ‘kind’ in SW
    Een biologisch kind dat niet binnen het huwelijk of gezin geboren is, valt nu nog buiten de definitie van kind voor de erf- en schenkbelasting. Dat gaat veranderen, waardoor (bijvoorbeeld) een buitenechtelijk biologisch kind nu ook de hogere vrijstellingen in die belastingen kan krijgen. Voorwaarde is wel dat er een ‘nauwe relatie’ was tussen dat biologische kind en de ouder.
  • Aanpassing fictiebepaling schenkingen 180 dagen voor overlijden
    Als iemand een schenking doet binnen 180 dagen van het overlijden, dan wordt die schenking als erfenis gezien. Dat verandert niet. Maar nu bestaat er nog zowel voor de schenking als de erfenis een aangifteplicht. Vervolgens wordt de schenkbelasting verrekend met de erfbelasting. Vanaf 2026 vervalt de aangifteplicht voor de schenkbelasting in deze gevallen (voor zover dat nog niet gedaan is binnen die 180 dagen).
  • Verlenging aangifteplicht erfbelasting
    De termijn van 8 maanden zoals die nu geldt, is in de praktijk te kort. Die wordt verlengd naar 20 maanden. Dat betekent ook dat er pas belastingrente wordt geheven na die termijn.

Voor jouw praktijk
Hoewel het slechts om voorlopige voorstellen gaat (een dubbele voorwaardelijkheid, dus), zijn er wel al enkele zaken op te merken over de voorgenomen wetgeving.

Wij juichen de meeste voorstellen toe. Een uitbreiding van de uitzendregeling is op zich prima. Wij hadden natuurlijk liever een integrale aanpak gezien van de veel te complexe eigenwoningregeling, maar dat is niet te verwachten met de huidige regering.

Ook de aanpassingen in de lijfrentesfeer en de meeste aanpassingen in de SW zijn in praktische zin vereenvoudigingen of verruimingen.

Alleen de aanpak van de constructie tegen ongelijke breukdelengemeenschappen, kan onze goedkeuring niet wegdragen. Wij delen de mening van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB), dat dit voorstel betekent dat er met een kanon op een mug geschoten wordt. Gehuwde huizenkopers die vanwege ongelijke inbreng bijvoorbeeld bewust kiezen voor een huwelijksgoederengemeenschap waarvan de eigendom afwijkt van 50%-50%, worden hierdoor onredelijk geraakt. Dat kan onzes inziens niet de bedoeling van de wet zijn.