Inloggen
Kennisbank

Vergelijkingskaart vervangt het DVD

20 apr 2023

Sinds 1 april 2023 is het Dienstverleningsdocument vervangen door de Vergelijkingskaart. Financiële dienstverleners die adviseren en/of bemiddelen in producten waarvoor het provisieverbod geldt, kunnen sinds 1 april 2023 alleen nog een Vergelijkingskaart aanmaken. Dit betekent voor u als Erkend Financieel Adviseur een aanpassing van de verplichte precontractuele informatieplicht.

Er geldt een overgangstermijn tot 1 oktober 2023 (de AFM spreekt per vergissing van een overgangstermijn tot 1 september). Tot 1 oktober kunt u nog een DVD verstrekken, maar alleen als de informatie die daarop staat actueel is. Wijzigt er iets in uw wijze van dienstverlening of de kosten, dan kunt u geen nieuw DVD meer maken: u moet dan overstappen op de Vergelijkingskaart.

Motivering invoering Vergelijkingskaart
De belangrijkste reden om het DVD te vervangen door de Vergelijkingskaart, wordt weggegeven door de naamgeving van die laatste. De Vergelijkingskaart moet consumenten aansporen meer adviseurs/bemiddelaars met elkaar te vergelijken. Al in 2020 is onderzoek gedaan naar een vervanger voor het DVD. Dit onderzoek was een vervolg op een eerder rapport uit 2017 naar de effecten van het provisieverbod. In dit rapport werd ook het DVD onder de loep genomen. Daaruit bleek dat het DVD nauwelijks werd gebruikt om financiële dienstverleners met elkaar te vergelijken. Het werd gezien als handig naslagwerk. De Vergelijkingskaart moet daar verandering in brengen.

Hoe bereikt de Vergelijkingskaart dit doel?
Het blijft natuurlijk afwachten of de Vergelijkingskaart iets verandert aan het consumentengedrag. Uit het eerder genoemde onderzoek blijkt dat in een conceptfase klanten wel meer geneigd zijn om financieel dienstverleners te vergelijken. Al was het maar vanwege de naam van de Vergelijkingskaart.

De inhoudelijke veranderingen zijn relatief beperkt, hoewel ze voor u als financieel adviseur wel impactvol kunnen zijn. De kosten en wijze van dienstverlening blijven grotendeels ongewijzigd.  De Vergelijkingskaart gaat nog steeds uit van vier verschillende ‘klantvragen’:

  • Hypotheek
  • Pensioenaanvraag werkgever
  • Risico’s afdekken
  • Vermogen opbouwen

De belangrijkste wijziging is het vervangen van de term ‘objectieve analyse’ naar ‘onafhankelijk advies’. Of sprake is van advies op onafhankelijke basis, wordt ook op basis van andere criteria bepaald. Deze wijziging is geregeld in het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen (BGfo, artikel 86f). Daaruit blijkt dat de adviseur voor de kwalificatie ‘advies op onafhankelijke basis’ in elk geval moet voldoen aan twee voorwaarden:

  1. De adviseur beoordeelt genoeg op de markt verkrijgbare financiële producten.
  2. Het mag niet alleen gaan om producten van verbonden aanbieders.

Deze voorwaarden betekenen dat ten minste 60% (maximaal 20 als ondergrens) van op de markt verkrijgbare producten kunnen worden betrokken in het advies. We benadrukken het woord ‘kunnen’, omdat het niet betekent dat altijd alle productvormen bij het advies betrokken moeten zijn. Sommige producten kunnen op voorhand al niet passend blijken voor de klant. 

De nadere uitwerking van wat onafhankelijk advies is, staat in een eerder door de AFM gepubliceerde wijziging van de Nadere regeling gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft. De instructies bij het standaardmodel Vergelijkingskaart per klantvraag, zijn op 31 maart 2023 gepubliceerd in de Staatscourant.

Voor hypotheken geldt dat advies op onafhankelijke basis inhoudt dat:

  • tenminste van 20 aanbieders hypotheekproducten in de adviesportefeuille zitten; en
  • het daarbij gaat om ten minste één aflossingsvrije hypotheek, één annuïteitenhypotheek, één lineaire hypotheek en één andersoortige hypotheek.

Voorbeeld – Onafhankelijk hypotheekadvies
Uitgaand van de criteria, zoals hierboven beschreven, lijkt het erop dat er 20 aanbieders x 4 product vormen = 80 verschillende leningvormen met elkaar vergeleken moeten worden in elke klantsituatie. Uit een toelichting (zie onder I, helemaal onderaan de publicatie) blijkt dit niet als zodanig uitgelegd te moeten worden.

Stel dat een starter een hypotheek in box 1 wil. Een andere vorm is voor hem niet passend. Dan hoeft in een advies aan die starter geen aflossingsvrije hypotheek geadviseerd te worden of vergeleken te worden. Een dergelijke hypotheek valt namelijk niet in box 1. Het gaat er dus om of een adviseur kan adviseren in verschillende producten van diverse aanbieders. Niet of hij dat in een individuele klantsituatie ook echt doet.

Andere criteria ‘advies op onafhankelijke basis’ bij andere klantvragen
Voor de klantvragen ‘risico’s afdekken’, ‘vermogen opbouwen’ en ‘pensioen werkgever’ gelden andere criteria dan voor hypotheekadvies. Zo geldt voor advies op onafhankelijke basis over overlijdensrisicoverzekeringen bijvoorbeeld dat er advies mogelijk is over:

  • tenminste één overlijdensrisicoverzekering met een gelijkblijvende uitkering, één overlijdensrisicoverzekering met een annuïtair dalende uitkering en één overlijdensrisicoverzekering met een lineair dalende uitkering; en
  • het de overlijdensrisicoverzekering van minimaal 9 aanbieders betreft.

Zie de nieuwe Bijlage 7 in de Nrgfo voor de criteria per klantvraag. Op 3 april 2023 is de nieuwe versie van deze Nrgfo gepubliceerd.

Applicatie vergelijkingskaart
De AFM stelt een vergelijkingskaartapplicatie beschikbaar, waarin de financiële dienstverlener Vergelijkingskaarten kan maken. Let wel: die kunnen daar niet opgeslagen worden. Deze mogelijkheid was er bij het DVD wel. Het is alleen een tool om de Vergelijkingskaarten mee te maken. De AFM benadrukt dat het criterium ‘advies op onafhankelijke basis’ vragen kan oproepen, en raadt gebruikers aan de handleiding dan ook goed door te nemen.

Privaatrechtelijke consequenties?
Bureau DFO geeft in een visiedocument een risico weer bij de kwalificatie ‘op onafhankelijke basis’. Een van de genoemde onduidelijkheden bestaat volgens DFO uit de vraag of een adviseur alleen moet kunnen vergelijken of ook echt altijd alle productvormen en -eigenschappen moet vergelijken bij elke klant. In het eerdere voorbeeld, ontleend aan de Toelichting op de Nrgfo-wijziging, lijkt daar een antwoord op gegeven te zijn in publiekrechtelijke zin: het hoeft niet volgens de zorgplichtwetgeving ten aanzien van de toezichthouder.

De privaatrechtelijke consequentie is nog niet duidelijk, betoogt DFO. De volgende vraag staat open: in hoeverre kan een consument succesvol een claim indienen, als achteraf (na het opgevolgde onafhankelijke advies) een ‘beter’ product blijkt te bestaan. Of in elk geval een product met een beter passende voorwaarde.

Het signaal van Bureau DFO is terecht: het is niet duidelijk wat eventuele privaatrechtelijke (BW 7:400 – algemene zorgplicht) consequenties zijn. Als voldaan wordt aan de ‘u-kunt-minimaal 20-aanbieders-vergelijken’-eis, is dat een eis vanuit het publiek recht (de AFM kan geen boete opleggen). Privaatrechtelijk is dit onzeker: een rechter of het Kifid kan een klant wel gelijk geven.

Naar het inzicht van SEH bestaat dit probleem ook nu al. Het is niet nieuw dat een klant achteraf kan claimen niet het meest passende advies gekregen te hebben. Dit kan op basis van de individuele klantsituatie en een ‘objectieve analyse’ zoals tot 1 april 2023 het criterium was.

Als u als Erkend Financieel Adviseur met uw kennis van alle producten en aanbieders een zorgvuldige inventarisatie en analyse maakt, dan is één van uw rollen om de klant duidelijk te maken dat hij zal moeten prioriteren. Zo veel mogelijk zekerheden inbouwen, maar ook zoveel mogelijk kosten besparen, zijn tegenstrijdige klantwensen. Als u als adviseur goed vastlegt wat u met de klant besproken heeft en welke prioriteiten de klant gekozen heeft, dan beperkt u daarmee het risico op claims achteraf. Dat wordt niet anders met de invoering van de Vergelijkingskaart. Mogelijk wel belangrijker!