KG:051
Eind april waren er 323 standpunten gepubliceerd via de site die hiervoor speciaal is gemaakt. Het is daarom soms lastig om precies te achterhalen welke standpunten mogelijk voor uw praktijk relevant zijn. Zeker met betrekking tot de (te) complexe eigenwoningregeling, kunnen bepaalde antwoorden op al dan niet hypothetische vragen interessant zijn.
De kennisgroep die hierover gaat, is de ‘Kennisgroep onroerende zaken’. Elke kennisgroep heeft zijn eigen nummer. De kennisgroep onroerende zaken heeft nummer 051. Mocht u willen zoeken op alle standpunten van deze kennisgroep, dan kunt u het best zoeken op dit nummer. Elk standpunt van deze kennisgroep begint met “KG:051”. Als u dat invult in het zoekschermpje, ziet u al hun standpunten.
Let wel: standpunten over de KEW, SEW en BEW horen hier niet bij. Die vallen onder de kennisgroep verzekeringsproducten (KG:070).
Belangrijkste standpunten kort samengevat
De KG:051-standpunten zijn allemaal kort en duidelijk beschreven. En altijd via hetzelfde format: wat is de aanleiding, de vraag en het antwoord daarop. Vervolgens wordt dit antwoord ‘beschouwd’ vanuit wetgeving en/of de parlementaire geschiedenis bij de totstandkoming daarvan.
De kortst mogelijke samenvatting van de 10 standpunten die tot eind april 2023 door KG:051 zijn gepubliceerd, is dat ze allen geen verrassing zouden moeten zijn. Gelukkig maar, want anders zou het nog ingewikkelder worden dan het al is. Wel nodigen de antwoorden uit tot allerlei vervolgvragen.
Het gaat te ver voor deze Nieuwsbrief om alle standpunten volledig uit te werken. Laat staan dat we ingaan om de mogelijke vervolgvragen. Wel geven we graag een kort overzicht van de zes belangrijkste vragen waarop de kennisgroep antwoorden geeft. Onder het woordje ‘Vraag’ vindt u telkens de link naar het standpunt.
- Invloed trouwen in beperkte gemeenschap
Vraag: Kwalificeert de schuld voor de aankoop van de nieuwe woning voor de man en de vrouw als eigenwoningschuld, als zij na het trouwen in beperkte gemeenschap van goederen samen een nieuwe woning aankopen, waarbij de man en de vrouw verschillende eigenwoningverledens (met bestaande eigenwoningschuld) hebben? Antwoord: Ja, mits rekening gehouden wordt met elk van de eigenwoningverledens.
- Verbouwen betalen uit eigen middelen, terwijl een EWR bestaat
Vraag: Iemand verhuist naar een andere eigen woning van € 200.000, gefinancierd met een lening van € 200.000. De lening op de nieuwe woning is een ews. De oude woning wordt vervolgens verkocht, waarbij een EWR ontstaat van € 250.000. Pas een jaar daarna besluit de eigenaar de woning voor € 250.000 te verbouwen, wat hij financiert met eigen middelen. Is de schuld van € 200.000 op de nieuwe woning een eigenwoningschuld?
Antwoord: nee.
Op het moment van verkoop, moest de EWR in mindering komen op de maximale ews en die is daarmee nihil geworden. Dat hij een jaar daarna besluit te verbouwen (en daarvoor de facto de overwaarde benut) verandert hier niets aan.
Hij had dus na verkoop de schuld van € 200.000 eerst moeten aflossen, om vervolgens weer dat bedrag te lenen voor de verbouwing (en daarnaast de overige € 50.000 van de EWR gebruiken). Door dit ‘kasrondje’ zou hij wel een ews van € 200.000 gehad hebben.
- Herallocatie Bestaande ews box 1/box 3
Vraag: Kan iemand een bestaande eigenwoningschuld (zonder fiscale aflossingsplicht) op enig moment verplaatsen naar box 3?Antwoord: nee. Als de schuld was aangegaan voor aankoop van een eigen woning, is en blijft dit historische verband bestaan. Iemand kan dus niet ‘kiezen’ om de schuld achteraf te kwalificeren als schuld die is aangegaan om beleggingen van aan te kopen. Ook hier is een ‘kasrondje’ een mogelijke oplossing: het aflossen van de BEWS uit eigen middelen, om vervolgens weer een even hoge schuld aan te gaan, bijvoorbeeld om beleggingen terug te kopen.
- Herallocatie Nieuwe ews box 1/box 3 en vice versa
Vraag: Is het mogelijk om een nieuwe eigenwoningschuld (vanaf 2013) die naar box 3 verhuisd is, weer terug in box 1 te krijgen? Antwoord: ja. Stel dat iemand met een nieuwe ews het aflossingsschema niet volgt, waardoor de schuld naar box 3 gaat. Wordt deze schuld dan opnieuw een ews als op een later moment wel weer voldaan wordt aan het aflossingsschema? Het antwoord daarop is ja, ex art. 3.119c, lid 8 wet IB2001.
- Gevolgen deels niet volgen aflossingsstand
Vraag: Iemand verkoopt zijn woning, waardoor een aflossingsstand ontstaat (€ 250.000, rest looptijd 25 jaar). Er is geen EWR. Bij aanschaf van een andere woning (verkrijging € 650.000), gaat hij twee leningdelen aan: van € 250.000 en van € 400.000, elk met een annuïtair aflossingsschema van 30 jaar. Kwalificeert één van de leningdelen als ews?
Antwoord: nee. In dit geval valt de gehele totale schuld in box 3, omdat het aflossingsschema niet gevolgd wordt. Je kunt dus niet zeggen: voor het leningdeel van het aflossingsschema ga ik bewust een box 3-schuld aan, en voor het meerdere ga ik een nieuwe schuld aan in box 1 (met aflossingsschema van 30 jaar). Dit volgt uit de wet, maar zien we in de praktijk nog wel eens verkeerd geïnterpreteerd worden. Als iemand ook maar € 1 negatief afwijkt van het aflossingsschema dat op grond van de aflossingsstand gevolgd zou moeten worden, dan kan er in het geheel geen sprake zijn van een eigenwoningschuld. Datzelfde geldt voor een aflossingsschema waarvan de looptijd maar één maand te lang is.
- Gevolgen trouwen in AGvG tussen partners met elk eigen BEWS-verleden en verbouwing
Vraag a): Man heeft een eigenwoningverleden (heeft een BEWS gehad). Vrouw heeft nu een eigen woning met een BEWS. Ze trouwen in algehele gemeenschap van goederen. Vervolgens gaan ze verbouwen. Wat zijn de gevolgen van het ew-verleden van man en vrouw als er géén EWR meer is die bij de man is ontstaan?
Vraag b) Idem, maar dan als er wèl een EWR is die bij de man is ontstaan.
Antwoorden: het BEWS-verleden van de man gaat niet over op de vrouw bij het huwelijk in AGvG. Maar een eventuele EWR wel. Via de link ziet u de exacte uitwerking cijfermatig onderbouwd.
Nog meer standpunten
Hierboven zijn 6 standpunten kort samengevat. Dat zijn ze dus niet allemaal. Twee standpunten zijn niet opgenomen, omdat die naar verwachting erg weinig voorkomen, dan wel erg logisch zijn.
Twee andere standpunten zijn juist erg complex: ook die gaan over situaties waarbij stellen met verschillende eigenwoningverledens trouwen. Maar in die situaties speelt mede het moment van trouwen en de huwelijksvorm (al dan niet in gemeenschap van goederen) een rol. Er wordt in die complexe standpunten dus verwezen naar wetteksten uit respectievelijk 2019 (zie hier) en 2014 (zie dit standpunt). Bepaalde aspecten van die casuïstiek zouden met de huidige wetgeving (sinds 2022) anders uitlegbaar zijn. Bovendien zou de uitwerking anders zijn wanneer gehuwd wordt in een beperkte gemeenschap, zoals tegenwoordig de standaard is.
Belang voor uw praktijk
Eigenlijk is het onverdedigbaar dat de wetgeving dermate ingewikkeld is, dat er over relatief veelvoorkomende situaties standpunten ingenomen moeten worden, dan wel vragen moeten worden beantwoord door een expertgroep binnen de Belastingdienst. Maar dat is nu eenmaal een feit, totdat de politiek het aandurft de eigenwoningregeling echt te vereenvoudigen.
Doe uw voordeel met de voorbeelden die de Kennisgroep 051 geeft, maar kijk goed of ze precies overeenkomen met uw praktijksituatie. Er zullen ongetwijfeld nieuwe standpunten gepubliceerd worden. Een extra tip is om u te abonneren op de e-mailservice van de Kennisgroep. U kunt daar aangeven over welke standpunten u geïnformeerd wilt worden. U krijgt dan elk nieuw standpunt in uw mail, waardoor u altijd op de hoogte bent van de nieuwste standpunten.
Disclaimer
Dit artikel is geschreven naar inzicht van 13 mei 2023. Stichting Erkend Hypotheekadviseur heeft bij het schrijven en redigeren van dit artikel de nodige zorgvuldigheid betracht. Stichting Erkend Hypotheekadviseur is op geen enkele wijze verantwoordelijk voor de schade die ontstaat als gevolg van eventuele onjuistheden in deze tekst.