Tegelijk met de publicatie van de Trhk 2026, maakte ook NHG de wijzigingen in de Voorwaarden en Normen in 2026 bekend. In dit artikel noemen we alvast de belangrijkste wijzigingen in de V&N. Harrie-Jan van Nunen besteed in de laatste Erkend van dit jaar extra aandacht aan die wijzigingen.
Al eerder was bekend gemaakt dat de NHG-grens omhoog gaat naar € 470.000 (2025: € 450.000). Met energiebesparende voorzieningen (EBV) wordt dit 106% van dat bedrag, dus € 498.200 (2025: € 477.000).
Vanaf 2026 geldt er één uniforme NHG-grens. Er zijn dus geen aparte grenzen meer voor woonwagens of woonwagenstandplaatsen. Ook was al bekend dat de borgtochtprovisie in 2026 gelijk blijft op 0,4%.
Hoewel er een aardig rijtje wijzigingen wordt doorgevoerd, zijn de meeste daarvan niet heel impactvol voor de dagelijkse adviespraktijk. We zetten hier puntsgewijs alleen de meest relevante wijzigingen onder elkaar. Sommige wijzigingen hangen samen met de Trhk.
We zetten daar de Norm tussen haakjes bij, zodat je die makkelijk kunt terugvinden in de volledige V&N 2026.
AOW en pensioen (C.7.4.2, C.7.12, C.8.1, D.6.3.4)
Allereerst past NHG de terminologie aan. In de Trhk staat sinds dit jaar ‘pensioengerechtigde leeftijd’, waarmee de AOW-leeftijd wordt bedoeld. In de V&N staat de term ‘AOW-leeftijd’. NHG legt nu uit dat ze hiermee hetzelfde bedoelen als in de Trhk.
NHG gebruikt de termen AOW-uitkering nog wel, net als ‘pensioen’. Met ‘pensioen’ bedoelen ze dan het ouderdomspensioen uit de tweede pijler.
NHG verruimt ook de mogelijkheden als de AOW-leeftijd is bereikt, maar iemand nog geen ouderdomspensioen heeft. Als de LTI daardoor te laag is, mag je zelf beoordelen of de klant het tijdelijke tekort zelf kan opvangen. Bijvoorbeeld door te kijken naar inkomsten uit arbeid. Dit mag dan uiterlijk tot iemand 68 jaar wordt (de pensioenrichtleeftijd – zie Norm C.7.12.1).
Meer duidelijkheid kortere looptijden dan 30 jaar (Toetssoftware en C.7.3)
Hoewel NHG de Trhk-regels wilde volgen, bleek er toch soms een verschil te ontstaan in de financieringslasten bij iets ingewikkelder situaties. Zoals bij een combinatie van verschillende leningdelen, een opbouwproduct (zoals een KEW), een aflossingsvrij deel en looptijden die korter zijn dan 30 jaar.
De toetssoftware wordt hierop aangepast, zodat er geen verschil meer zit tussen de berekening volgens de Trhk en die van NHG.
Verruiming vrijgeven opbouwproducten (C.2.3.2, C.2.3.4, C.2.4.1, D.1.3.1, D.2.5, D.4.1)
Als iemand zijn opbouwproduct (KEW, SEW of BEW) wil beëindigen, dan mag dat niet zomaar met NHG.
Het mag wel tijdens regulier beheer, bij ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en bij het oversluiten van de NHG-hypotheek. Als het opbouwproduct wordt beëindigd, dan moet de lening daarmee afgelost worden. Dat is tenminste de hoofdregel. In bepaalde situaties mag de klant het opbouwproduct ook beëindigen, zonder dat de lening ermee wordt afgelost. Het moet dan wel ‘passend en verantwoord’ zijn om het opbouwproduct te beëindigen.
De lening mag dan als aflossingsvrije schuld doorlopen, maar alleen als het een bestaande eigenwoningschuld is (BEWS van voor 2013). En het totale aflossingsvrije deel mag niet hoger zijn dan 50% van de waarde van de woning op dat moment.
Definitie ‘woning’ (Algemene informatie en alle normen waarin ‘woning’ voorkomt)
In het inleidende deel van de V&N van NHG, staat het kopje “Wat bedoelen we met ‘woning’?”. Daarin is de definitie van een woning verruimd. Er is expliciet bij gezet dat het ook kan gaan over bijvoorbeeld tiny houses of drijvende woningen. NHG wil hiermee inspelen op de ontwikkelingen van allerlei nieuwe woonvormen.
Er worden soms wel extra eisen gesteld, specifiek voor het type woning. In Norm A.5 staat bijvoorbeeld dat je een verzekering tegen zinkschade moet hebben als het gaat om een drijvende woning.
Tijdelijk aflossingsvrij maken in verhuissituaties (D.1.3.1)
Als iemand tijdelijk twee woningen in box 1 heeft (de verhuisregeling), dan is er vaak sprake van dubbele lasten. En die wegen dan zwaar. Helemaal als er een aflossingscomponent zit op de lening die nog rust op de oude woning.
Je mag die lening geheel aflossingsvrij maken. Daarvoor gelden de volgende voorwaarden:
Fiscaal is dit geen probleem: als er een nieuwe woning gekocht wordt, gaat het aflossingsschema van de schuld van de oude woning over op de schuld voor die nieuwe woning. De schuld op de oude woning (ook al woont de eigenaar daar nog) blijft dan ook in box 1, ook al wordt daarop niet afgelost
NHG blijft zich ontwikkelen, en heeft daarbij oog voor de huidige woningmarkt. Dat is een compliment waard. Vooral omdat NHG-regels vaak worden overgenomen door geldverstrekkers, ook als het om niet-NHG-leningen gaat.
Het is vooral te hopen dat de regel van het tijdelijk aflossingsvrij maken standaard mogelijk wordt. Niet alleen verlaagt dat vaak de woonlasten voor de verhuizende eigenaar, maar het geeft vaak ook meer duidelijkheid over de exacte aflossingsstand. Als de schuld op de oude woning aflossingsvrij gemaakt wordt, is duidelijk dat dat het definitieve ijkpunt is om vast te stellen wat het aflossingsschema voor de nieuwe woning is en blijft. Je hoeft dan niet achteraf nog aanpassingen te doen op de eigenwoningschuld op de nieuwe woning omdat nog afgelost is op de schuld op die oude woning. We moeten afwachten of geldverstrekkers deze regel overnemen.
Voor interessante extra details over de nieuwe NHG-V&N moet je nog even wachten tot rond 10 december: dan komt de Erkend binnen, waarin Harrie-Jan van Nunen hier zijn licht over laat schijnen.