Inloggen
Kennisbank

Belangrijkste wijzigingen sociale zekerheid 2025

15 jan 2025

Jaarlijks worden ook diverse cijfers, percentages en regels met betrekking tot de sociale zekerheid aangepast. Wij benoemen hier de belangrijkste aanpassingen in 2025, waarbij het begrip ‘sociale zekerheid’ ruim uitgelegd wordt.

Wettelijk minimumloon en uitkeringsbedragen

Sinds 2024 geldt een minimumuurloon in plaats van een minimum maandloon. Dat betekent dat het minimumloon niet meer (mede) afhankelijk is van cao-afspraken over wat een voltijds dienstverband is.

Vanaf 1 januari 2025 is het minimumuurloon € 14,06 voor iedereen die 21 jaar of ouder is. Voor leeftijden onder de 21 jaar zijn de minimumuurlonen lager. De meeste uitkeringen, zoals de AOW, bedragen uit de Participatiewet (bijstand, Wajong, IOAW, etc), zijn meegestegen met het minimumuurloon. Deze uitkeringen zijn hier immers aan gekoppeld.

Maximum dagloon

Het maximum dagloon bedraagt per 1 januari 2025 € 290,67 (1 januari 2024: € 274,44). Dat is op jaarbasis € 75.864 (2024: € 71.628). De maxima voor een WW-uitkering stijgen daardoor tot € 4.741,50 (75%) voor de eerste twee maanden en daarna € 4.425,40 per maand (70%). Deze bedragen zijn inclusief vakantiegeld. Ook de maxima van de IVA en WGA zijn hierdoor veranderd.

Maximale transitievergoeding

De maximale vergoeding bij ontslag is in 2025 € 98.000 (2024: € 94.000) of een jaarsalaris.

AOW-leeftijd, pensioenrichtleeftijd en aanvulling in derde pijler

Eerste en tweede pijler
De AOW-leeftijd blijft in 2025 67 jaar. De komende jaren 2026 en 2027 blijft de AOW-leeftijd gelijk. In 2028 wordt de AOW-leeftijd 67 jaar en 3 maanden en dat blijft zo tot en met 2030.

De pensioenrichtleeftijd blijft in 2025 onveranderd op 68 jaar. Dat betekent dat de maximale opbouwpercentages van ouderdomspensioen in de tweede pijler ongewijzigd blijven. Wel zijn ook hier de AOW-franchises geïndexeerd.

Het maximale pensioeninkomen is in 2025 € 137.800. Dit is hetzelfde bedrag als in 2024. De aftoppingsgrens wordt ook in 2026 bevroren op € 137.800. Omdat de AOW-franchise wel stijgt, zal iedereen met een inkomen boven de aftoppingsgrens een steeds lagere maximale pensioenopbouw (en jaarruimte in de derde pijler) krijgen. Het bevriezen van de aftoppingsgrens scheelt de overheid een beetje geld, wat gebruikt wordt voor uitbreiding van de werkkostenregeling (onbelaste vergoeding van werkgever aan werknemers).

De maximale afkoopsom van pensioenaanspraken zonder revisierente is in 2025 € 613,52.

Onduidelijkheid Bedrag Ineens
Het is nog steeds onduidelijk wanneer het Bedrag Ineens in werking treedt. Het zal in elk geval tot 1 juli 2025 duren voordat pensioengerechtigden eenmalig maximaal 10% van hun ouderdomspensioen kunnen opnemen. We verwachten dat het nog eens uitgesteld zal worden.

Derde pijler – lijfrenten
Sinds de invoering van de Wtp op 1 juli 2023 is de jaarruimte met terugwerkende kracht maximaal 30% van de premiegrondslag. Dat percentage geldt ook in 2025. 

De jaarruimteformule blijft in 2025 gelijk, behalve de AOW-franchise: 30% x (gemaximeerd inkomen -/- € 18.475) -/- 6,27 x A

De AOW-franchise is sinds 2024 gelijk aan de AOW-franchise voor middelloon- en beschikbare premieregelingen in de tweede pijler. Als een werknemer deelneemt aan een pensioenregeling waarvan de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel is voltooid, dan geldt de werkelijke pensioenpremie in plaats van de som 6,27 x A. Zover is het in 2025 nog niet. Dit jaar gaan de eerste pensioenuitvoerders wel over op Wtp-pensioen, maar de factor A ziet nog op het vorige jaar.

De maximale jaarruimte komt in 2025 uit op:

30% x (€ 137.800 -/- € 18.475) = € 35.798 (tegen € 36.077 in 2024)

Daarnaast zijn ook de overige lijfrentebedragen geïndexeerd:

  • Reserveringsruimte
    Deze bedraagt maximaal € 42.108 (2024: € 41.608).
  • Tijdelijke oudedagslijfrente
    De maximale jaaruitkering is € 26.781 (2024: € 26.463).
  • Stakende ondernemers
    De lijfrentepremieaftrek voor stakende ondernemers stijgen ook elk met 1,2%.
  • Afkoopgrens lijfrenten
    Kleine lijfrenteverzekeringen met een waarde in het economisch verkeer tot maximaal € 5.429 (2024: € 5.364) kunnen afgekocht worden, zonder dat revisierente wordt betaald.

Ook fiscaal geruisloze voortzetting legatarissen (lijfrente en ODV)
Sinds 1 januari 2025 kan de rekeninghouder van een bancaire lijfrente via een testament die lijfrente aan iemand legateren, zonder dat dit negatieve fiscale consequenties heeft (saldo geheel belast plus revisierente). Tot en met 2024 kon alleen ‘de erfgenaam’ fiscaal geruisloos een bancaire lijfrente erven. Nu dus ook legatarissen. Hetzelfde geldt voor houders van een ODV. Ook die kan vanaf nu gelegateerd worden zonder negatieve fiscale consequenties.

Aanpassing vragengrens WMK

De bedragen van de vragengrens van de Wet op de medische keuringen, beogen te voorkomen dat gezonde burgers door vragen over onderzoek naar erfelijke aanleg voor ziekten en de resultaten daarvan van verzekering kunnen worden uitgesloten. De vragengrenzen worden in principe elke drie jaar aangepast. Maar vanwege de hoge inflatie waren de bedragen tussentijds (op 1 juli 2023) ook al aangepast.

De vragengrenzen zijn nu verhoogd tot:

  1. Voor levensverzekeringen: € 352.200 (oud: € 328.131);
  2. Voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen: € 51.100 (oud: € 47.578) voor het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid en € 34.200 (oud: € 31.851) voor de jaren daarna.

Wijzigingen verhuurders woningen

Voor een groot aantal particulieren is een verhuurde woning (deel van) een toekomstvoorziening. In juli 2024 is er veel gewijzigd, door de Wet Betaalbare Huur en de Wet Vaste Huurcontracten.

Op 1 januari 2025 verandert er voor verhuurders weer het een en ander:

  • De huren voor huurwoningen in de vrije sector (>186 punten), huur boven de € 1.184,82 (aanvang 2025), mag in 2025 maximaal 4,1% stijgen.
  • Huren voor middenhuur (144 t/m 186 punten), met een huur tussen de € 900,07 en € 1.184,82 (aanvang 2025) mogen maximaal 7,7% stijgen in 2025.
  • Sociale huren (< 144 punten, starthuur € 900,07 of minder in 2025) mogen op 1 juli maximaal 5,8% stijgen.

Verhuurders kunnen bovendien een beroep blijven doen op de aangepaste Subsidieregeling Verduurzaming en Onderhoud Huurwoningen. Die regeling is verlengd. Omdat er maar weinig gebruik gemaakt wordt van deze regeling, is die bovendien op veel punten verbeterd. We benoemen de wijzigingen hier niet. Verwijs je klanten met een verhuurde woning naar de website van rvo voor de mogelijkheden.

Wet BAZ op de lange baan

Zelfstandigen zouden, op grond van het Pensioenakkoord, allemaal inmiddels verplicht verzekerd moeten zijn tegen arbeidsongeschiktheid. De zelfstandigen waren niet betrokken bij dit besluit, en het kan dan ook op weinig bijval rekenen. De geconsulteerde versie van de BAZ vond dan ook bijzonder veel tegenstanders. Niet alleen van vrijwel alle zelfstandigen zelf, maar ook van andere organisaties. De beoogde uitvoerders van de wet, UWV en/of de Belastingdienst, zien het voorstel ook niet zitten. Niet alleen omdat ze er de menskracht niet voor hebben, maar ook omdat het praktisch nauwelijks uitvoerbaar is. Het plan wordt dus niet in zijn huidige vorm in een wetsvoorstel omgezet. De minister geeft toe dat hij opnieuw naar de tekentafel moet.

Hoewel SEH geen voorstander is van een verplichte verzekering zoals die werd voorgesteld, onderkennen wij wel het financiële risico van zelfstandigen bij arbeidsongeschiktheid. Het is dan ook zaak om je klanten hierover wel goed te informeren en, eventueel via de adviseur Inkomen, het risico te betrekken in je advies.