Inloggen
Kennisbank

Risico overheidsfinanciën: Rechtsherstel box 3 onrechtmatig?

18 okt 2023

Op de dag vóór Prinsjesdag, 18 september 2023, is een standpunt van de Advocaat-Generaal van de Hoge Raad (‘de AG’) gepubliceerd, dat grote consequenties kan hebben voor de Rijksbegroting. Het gaat om een advies aan de Hoge Raad over de werking van de Wet Rechtsherstel box 3, zoals die geldt in de jaren 2017 tot en met 2022.

Omdat in het Kerstarrest van de Hoge Raad werd vastgesteld dat het hanteren van fictieve percentages op een fictieve vermogenssamenstelling onrechtmatig is, werd in allerijl de Wet Rechtsherstel opgetuigd. Daarin wordt uitgegaan van de werkelijke vermogenssamenstelling (spaargeld, schulden en overige bezittingen), maar nog steeds met fictieve percentages. De AG stelt nu dat ook deze Wet Rechtsherstel niet door de juridische beugel kan.

Conclusie over ‘overige bezittingen’
In de Conclusie van de AG betreft het twee zaken. Onder meer over een belastingplichtige wiens belaste vermogen deels bestaat uit zijn aandeel in een VvE. Eerder oordeelde het Gerechtshof al dat het geld dat op de rekening van een VvE staat, beschouwd moet worden als ‘spaargeld’ en niet als ‘overige bezitting’. De Staatssecretaris ging tegen die uitspraak in cassatie. Maar de Staatssecretaris lijkt zichzelf met die cassatie in de voet te schieten. De AG oordeelt namelijk dat de Wet Rechtsherstel zelf het discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht minstens even erg schendt als de oude box 3-wetgeving.

De AG gaat zelfs nog verder: “De AG meent dat de Hoge Raad voor politici duidelijk moet uitspreken dat - hoe een inkomstenbelasting naar een gemiddeld beleggingsresultaat ook wordt gepresenteerd, op basis van welke cijfers uit welk verleden dan ook – zo’n heffing nooit, onder geen enkele omstandigheid, als voldoende benadering van het feitelijke individuele beleggingsrendement kan worden aanvaard.” Feitelijk stelt de AG dat belastingplichtigen altijd een tegenbewijs mogen leveren van hun werkelijk behaalde rendement. En als dat lager is dan het belaste fictieve rendement, dan geldt dit lagere rendement als uitgangspunt.

Het moet dan wel om een significant lager rendement gaan. Over wat ‘significant’ is, laat de AG zich niet uit. Maar hij geeft daarover wel advies: “Het zou de feitenrechtspraak zeer helpen als de Hoge Raad die significantie kwantificeert, dus aangeeft in hoeverre zijn term ‘op rechtsherstel gerichte compensatie’ in het Kerstarrest een marge toelaat tussen heffing op basis van het werkelijke nettorendement en heffing op basis van het wettelijke [red: fictieve] rendement”.

Wat zijn de gevolgen van deze conclusie van AG?
Op dit moment zijn er nog geen gevolgen. Het is aan de Hoge Raad of het deze conclusie overneemt of niet. Naar verwachting is dat in maart 2024 bekend. Maar als de Hoge Raad de conclusie onderschrijft, dan heeft dat allereerst gevolgen voor alle bezwaarmakers over de box 3-belasting in de periode 2017-2021.

Niet-bezwaarmakers worden immers niet gecompenseerd voor de illegaal geheven belasting in box 3 (alleen over 2021 wordt automatisch de methode Rechtsherstel toegepast). Overigens loopt ook hierover nog een procedure bij de Hoge Raad, waarin het discriminerend wordt geacht dat mensen die geen bezwaar gemaakt hebben, geen rechtsherstel krijgen. Maar niet alleen het verleden blijft het ministerie van Financiën achtervolgen. Als de strekking van de conclusie wordt gevolgd, dan betekent het dat ook de Overbruggingswet box 3 (2023 tot en met 2026 – of langer) niet rechtsgeldig is. Ook die wet gaat immers uit van gemiddelde rendementen. Kortom: de hele box 3-belasting ligt dan weer overhoop.

Wat doet de Staatssecretaris nu?
De Staatssecretaris wacht het oordeel van de Hoge Raad af. Maar hij bereidt zich wel voor op het definitieve Arrest. In een Kamerbrief van 29 september 2023 schrijft hij dat hij voorbereidingen treft om een formulier op te stellen, waarin belastingplichtigen hun werkelijke rendement kunnen opgeven. Die zullen nodig zijn als hij in het ongelijk wordt gesteld.

De denkrichting is, dat een belastingplichtige zijn werkelijke rendement zo goed als mogelijk moet doorgeven over meerdere jaren. In sommige jaren zal het belaste (fictieve) rendement hoger zijn uitgevallen dan het werkelijke rendement. Maar soms geldt het tegenovergestelde: dan was er in werkelijkheid een hoger rendement dan wat belast is. Het verschil wordt dan gesaldeerd. Een belastingplichtige kan dus niet aan ‘cherry-picking’ doen: alleen over de mindere jaren geld terugkrijgen, maar in goede jaren niks bijbetalen.

Het is slechts een denkrichting, waarbij de Staatssecretaris toegeeft dat de meerjarige tegenbewijsregeling wel weer uitvoeringstechnisch lastiger is dan een eenjarige tegenbewijsregeling. Maar het kost de Staat minder als de meerjarige tegenbewijsregeling zou worden doorgevoerd. Aan de andere kant zal het voor de Belastingdienst bijzonder lastig zijn om een dergelijke meerjarige tegenbewijsregeling uit te voeren.

Kennisgroep: wij houden vooralsnog ‘gewoon’ de wettekst aan
De Belastingdienst liet zelf via twee gepubliceerde Kennisgroepstandpunten weten, dat ze voor de periode van de Wet Rechtsherstel box 3 ‘gewoon’ nog uitgaan van de wettekst van de Inkomstenbelasting. Dat wil zeggen: voor tegoeden op een derdengeldrekening (zoals van de notaris) of VvE-tegoeden, geldt dat ze kwalificeren als ‘overige bezittingen’. Die worden dus nog steeds (voor de periode 2017 tot en met 2022) belast als beleggingen. Dit ondanks het voornemen om de wet met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2023 te verfijnen, zodat ook dergelijk vermogen kwalificeert als ‘spaargeld’ in plaats van ‘overige bezitting’. Het klinkt wellicht onredelijk, maar de Belastingdienst kan niet anders dan de huidige wet uitvoeren. Het is immers niet aan de Belastingdienst om in haar uitvoering rekening te houden met mogelijke Arresten van de Hoge Raad in de toekomst. 

Ontwikkelingen box 3-wetgeving vanaf 2027
Ook de ontwikkelingen van de toekomstige wetgeving zijn nog gaande. De meest recente stand van zaken (Kamerbrief 8 september 2023) is, dat er gekeken wordt naar een combinatie van vermogensaanwasbelasting en vermogenswinstbelasting.

  • Vermogensaanwasbelasting
    Al het werkelijke rendement op vermogensbestanddelen wordt belast. Deze vermogensaanwasbelasting is de hoofdregel.
    Denk hierbij aan rente en dividend, maar ook huurinkomsten uit een verhuurde woning. De kosten worden hierbij verrekend. Ook niet-gerealiseerd rendement (zoals gestegen aandelenkoersen) wordt volgens deze methode jaarlijks belast. Ook als iemand één woning in box 3 heeft (zoals een vakantiehuisje, of tweede woning), gaat vermogensaanwasbelasting gelden. Daarvoor gaat dan weer een forfaitair rendement gelden. Als er in enig jaar een negatief rendement is, dan wordt dit verrekend met jaren waarin een positief rendement behaald is.
  • Vermogenswinstbelasting
    Er zijn een paar uitzonderingen op de hoofdregel: rendement op onroerende zaken en bepaalde niet-beursgenoteerde aandelen wordt pas belast als dit rendement behaald is. Ofwel: als de onroerende zaak of deze aandelen verkocht worden. Dat heet vermogenswinstbelasting. Hiervoor is gekozen, omdat een belastingplichtige bij vermogensaanwasbelasting in de problemen zou kunnen komen. Als het vermogen voornamelijk bestaat uit onroerend goed (en niet slechts één extra woning), dan zou de belastingplichtige mogelijk een hoge belastingaanslag krijgen, terwijl hij dat geld niet in bezit heeft. Ook voor vermogenswinstbelasting geldt dat de kosten op de winst in mindering komen, en dat verliesjaren verrekend worden met winstjaren. Dit vereist uiteraard wel een goede administratie van alle kosten.
    Er zit wel een adder onder het gras voor iemand met twee of meer woningen in box 3, volgens het geconsulteerde wetsvoorstel box 3: de tweede box 3-woning wordt namelijk niet alleen met vermogenswinstbelasting belast, maar de ‘economische waarde van het eigen gebruik’ wordt daarnaast ook elk jaar belast (tegen een vast forfaitair percentage). 

Tot slot zou de vermogensvrijstelling vervangen worden door een vrijstelling tot een bepaald inkomen uit dit vermogen (bijvoorbeeld € 1.000). 

Het consultatiedocument bevat daarnaast nog veel erg complexe regels, die diverse vragen oproepen. Het VFBO stelt zich, mede namens SEH, dan ook kritisch op over dit wetsvoorstel. Het VFBO verstuurt voor de deadline van 20 oktober 2023 een uitgebreide reactie over de voorgenomen box 3-belasting, met vragen over diverse knelpunten.

Wat kan een financieel adviseur hier mee in zijn praktijk?
De meest relevante actie die u kunt ondernemen, is om klanten die zich benadeeld voelen door de box 3-belasting te adviseren bezwaar te maken tegen de aanslag. Doen zij dat niet, dan lopen zij mogelijk compensatie mis. Het is vervolgens aan uw klant om die beslissing te nemen. 

Daarnaast kunt u ook klanten die al bezwaar hebben aangetekend adviseren om alvast te achterhalen wat hun werkelijke rendementen geweest zijn over de jaren vanaf 2017. En ook om die vanaf heden goed te administreren. Voor het grootste deel van de belastingplichtigen zal dit geen probleem zijn: iemand die zijn vermogen als spaargeld en reguliere beleggingen (via een beleggingsrekening) aanhoudt, krijgt jaarlijks een overzicht van het behaalde rendement. Alleen bij bepaalde incourante vermogensbestanddelen (zoals bepaald onroerend goed), kan dit lastig zijn.

Verder kunt u op dit moment nog niet uw vermogensadvies zelf mede baseren op de AG-conclusie. Daarvoor is nog te onzeker of die overgenomen wordt door de Hoge Raad. U kunt wel in uw advisering aangeven wat de huidige stand van zaken is. Het blijft belangrijk om hierover actueel te blijven, omdat de impact op de vermogenspositie van uw klanten (en wellicht van uzelf) groot kan zijn.