- Allereerst zijn de definitieve (fictieve) rendementen over spaargeld en schulden in 2023 gepubliceerd.
- Ook het rendement ‘overige bezittingen’ voor 2025 is gepubliceerd.
- De Staatssecretaris gaat vervolgens in op de reacties op het geconsulteerde Wet werkelijk rendement box 3 van september 2023.
- Tot slot legt de Advocaat-generaal van de Hoge Raad zijn advies voor over de bepaling van het ‘werkelijk rendement’ dat belast zou moeten worden.
Rendementen box 3 in 2023
Het fictieve rendement over ‘overige bezittingen’ wordt als enige voorafgaand aan een kalenderjaar vastgesteld. Voor 2023 was dit 6,17%. Voor de rendementen over spaargeld en schulden, wordt altijd een verwacht percentage genoemd, waarna dit achteraf gecorrigeerd wordt.
Het rendement op spaargeld in 2023 is nu definitief vastgesteld op 0,92% (de verwachting was 0,36%). En het rendement op schulden is 2,46% (verwachting was 2,57%). Beide rendementen zijn dus in het nadeel van de belastingplichtige gewijzigd ten opzichte van de verwachte percentages. Het negatieve rendement op schulden is lager, terwijl het rendement op spaargeld ruim 2,5x zo hoog blijkt.
Iedereen die via een Voorlopige Aanslag vermogensrendementsheffing heeft betaald -op basis van de eerder aangenomen rendementen- zal dus een tegenvaller krijgen bij het doen van de belastingaangifte over 2023; er zal in sommige gevallen aanmerkelijk bijbetaald moeten worden.
Rendement ‘overige bezittingen’ 2025
De Belastingdienst weet inmiddels ook hoeveel rendement er op overige bezittingen wordt gemaakt in 2025. Dit wordt 5,88% (2024: 6,04%). De daling komt vooral door de daling van vastgoedprijzen.
Samengevat is nu het volgende bekend over de fictieve rendementen:
Categorie
|
2023
|
2024
|
2025
|
Banktegoeden
|
0,92% (definitief)
|
1,03% (verwacht)
|
Nog niet bekend
|
Overige bezittingen
|
6,17% (definitief)
|
6,04% (definitief)
|
5,88% (definitief)
|
Schulden
|
2,46% (definitief)
|
2,47% (verwacht)
|
Nog niet bekend
|
Reactie consultatie Wet werkelijk rendement box 3
Het Verbond Financiële Beroeps Organisaties (VFBO) heeft een uitgebreide reactie gestuurd op het ter consultatie voorgelegde document ‘Wet werkelijk rendement box 3’ dat op 8 september 2023 werd gepubliceerd. Wij hebben in de Nieuwsbrief van oktober 2023 al enkele punten uit dit concept-wetsvoorstel genoemd.
De Staatssecretaris geeft nu in een brief van 25 januari 2024 aan dat hij zijn plannen enigszins aanpast. Daarmee lijkt hij onze bezwaren gehoord te hebben. En die van de overige 1.736 respondenten op de consultatie, want het aantal reacties was ongekend hoog. Een belangrijk bezwaar dat VFBO (mede namens SEH) noemt in de consultatiereactie, is de complexiteit van het voorstel. Box 3 dreigde hierdoor al net zo complex te worden als de eigenwoningregeling. Bovendien is de titel misleidend, want er wordt in diverse gevallen niet gerekend met het werkelijke rendement, maar nog steeds met ficties.
Een van de in het oog springende aanpassingen, is dat de eerste box 3 woning (dus de woning naast de eigen woning in box 1) anders belast wordt dan in het concept. In het concept werd voorgesteld dat iemand die maar één woning in box 3 had, die grotendeels door de eigenaar zelf gebruikt wordt, zou vallen onder een vermogensaanwasbelasting. Jaarlijks zou de waardestijging dan belast worden, net als bijvoorbeeld rendementen op spaargeld of beleggingen. Voor iemand met meerdere woningen in box 3, zou juist de vermogenswinstbelasting gelden (pas belasting wanneer de woning verkocht wordt), naast een forfaitaire heffing over de economische waarde van het eigen gebruik.
Er zijn erg veel complexe situaties te bedenken waardoor ongewenste effecten ontstaan bij verschillende belastingheffingen op verschillende box 3-woningen. Daarom stelt de Staatssecretaris nu voor om alle box 3-woningen op dezelfde manier te belasten: via vermogenswinstbelasting. Overigens is die ‘winst’ dan het verschil in verkoopprijs ten opzichte van de waarde op 1 januari 2027 (als de wet op dat moment ingaat). Anders zou die winst immers enige tijd dubbel belast zijn. In de huidige box 3-wetgeving wordt deze belast als ‘overige bezitting’.
Een tweede punt in het concept-wetsvoorstel was de manier waarop omgegaan zou worden met genotsrechten (zoals vruchtgebruik, erfpacht of recht van opstal). In het voorstel was een simpele berekening voorgesteld: het genotsrecht werd bij het vestigen in één keer belast bij de bloot eigenaar en bij de genotsgerechtigde ook in één keer een negatief vermogensbestanddeel. Daarna zou het genotsrecht op nul gewaardeerd worden. Uit de consultatiereacties blijkt dat dit in de praktijk zal leiden tot allerlei constructies, die niet de bedoeling zijn. Daarom wordt ook dit aangepast: het eerdere voorstel wordt vervangen door een lineaire afbouw van de waarde van het genotsrecht. Hiermee wordt de totaalwinst van het blote eigendom en het genotsrecht toegerekend aan de jaren waarin het genotsrecht bestaat. Het risico op oneigenlijk gebruik doet zich dan niet meer voor.
De overige wijzigingen kunt u lezen in de eerder genoemde brief.
Advies Advocaat-generaal
Op 9 februari 2024 publiceerde de Hoge Raad het advies van de Advocaat-generaal (AG) over het ‘werkelijk rendement’ dat belast zou moeten worden. Het advies gaat om behandeling van de Wet Rechtsherstel box 3. Meerdere rechters hebben inmiddels vastgesteld dat die Wet geen echt rechtsherstel biedt, omdat er nog altijd uitgegaan wordt van forfaitaire rendementen. Rechtbanken en Gerechtshoven schuiven in de praktijk de Wet Rechtsherstel terzijde als het belaste rendement hoger is dan het werkelijk behaalde rendement. De vraag is nu of die rechters dit ‘werkelijke rendement’ wel juist vaststellen.
De AG geeft hier nu advies over. Volgens hem betekent dit onder meer:
- dat het werkelijk behaalde rendement wordt uitgedrukt in nominale termen (en dus niet wordt gecorrigeerd voor inflatie),
- dat de vergelijking tussen het werkelijk behaalde rendement en het forfaitair bepaalde voordeel moet worden gemaakt over alle vermogensbestanddelen gezamenlijk,
- dat die vergelijking per jaar wordt gemaakt,
- dat bij het bepalen van het werkelijk behaalde rendement in enig jaar geen rekening wordt gehouden met een negatief werkelijk behaald rendement in een ander jaar (geen verliesverrekening),
- dat het werkelijk behaalde rendement ook ongerealiseerde waardemutaties omvat (dus ook koersverliezen!),
- dat ook rekening wordt gehouden met kosten die het rendement van het vermogen beïnvloeden,
- dat bij de bepaling van het werkelijk behaalde rendement geen rekening wordt gehouden met het heffingsvrije vermogen.
Als de Hoge Raad dit advies overneemt, kan gerust gesteld worden dat de huidige box 3-wetgeving volledig buiten spel gezet wordt. Behalve dan het tarief: dat is aan de politiek. Maar de vaststelling van het belastbare rendement wordt op deze manier ontdaan van alle ficties.
Voor u als adviseur
Het meest relevante punt uit dit box 3-bericht is dat u uw (vermogende) klanten kunt voorbereiden op een mogelijke naheffing over hun vermogen, als dat voor een groot deel uit spaartegoeden bestaat. Iemand met een spaartegoed van € 1.000.000, moet daarover 0,56% meer rendement afrekenen (0,92% in plaats van 0,36%). Dat is dus € 5.600 extra. Dat zou een aanslag betekenen die € 1.792 (32% in 2023) hoger is, dan waar eerder vanuit is gegaan.
Verder blijft het erg spannend hoe een eventuele Wet werkelijk rendement box 3 er uit gaat zien. Het is alleen al spannend of de datum van 1 januari 2027 wordt gehaald. Dit is allerminst zeker, gezien alle moeilijkheden die nog overwonnen moeten worden. Het grootste struikelblok voor de Rijksoverheid, blijft mogelijk ook de Hoge Raad. Met grote spanning wordt uitgekeken naar een uitspraak over de rechtmatigheid van de Wet Rechtsherstel box 3, en daarmee ook van de Overbruggingswet box 3, zoals die nu geldt. Aan de andere kant, hoeft de overheid bijna niets meer te doen als het advies van de AG van de Hoge Raad wordt overgenomen: die heeft dan de facto vastgesteld hoe vermogensrendement rechtmatig moet worden belast.
Disclaimer
Dit artikel is geschreven naar inzicht van 10 februari 2024. Stichting Erkend Hypotheekadviseur heeft bij het schrijven en redigeren van dit artikel de nodige zorgvuldigheid betracht. Stichting Erkend Hypotheekadviseur is op geen enkele wijze verantwoordelijk voor de schade die ontstaat als gevolg van eventuele onjuistheden in deze tekst.