Tarieven box 1
Na goedkeuring door de Eerste Kamer, is op 27 december 2023 het Belastingplan 2024 in het Staatsblad gepubliceerd.
Voor belastingplichtigen die de AOW-leeftijd nog niet hebben bereikt, geldt nog steeds een tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting in box 1. Dat leidt tot de volgende tarieven:
Jonger dan AOW-leeftijd
|
|
Belastbaar inkomen meer dan
|
doch niet meer dan
|
totaal tarief
|
heffing over totaal van de schijven
|
Eerste schijf
|
-
|
€ 75.518
|
36,97%
|
€ 27.919
|
Tweede schijf
|
€ 75.518
|
-
|
49,50%
|
-
|
Voor belastingplichtigen die de AOW-leeftijd wel hebben bereikt, gelden nog wel drie tariefschijven. De exacte schijfgrenzen zijn afhankelijk van het geboortejaar.
AOW-leeftijd en ouder geboren vanaf 1 januari 1946
|
|
Belastbaar inkomen meer dan
|
doch niet meer dan
|
totaal tarief
|
heffing over totaal van de schijven
|
Eerste schijf
|
-
|
€ 38.098
|
19,07%
|
€ 7.265
|
Tweede schijf
|
€ 38.098
|
€ 75.518
|
36,97%
|
€ 21.099
|
Derde schijf
|
€ 75.518
|
-
|
49,50%
|
-
|
AOW-leeftijd en ouder geboren voor 1 januari 1946
|
|
Belastbaar inkomen meer dan
|
doch niet meer dan
|
totaal tarief
|
heffing over totaal van de schijven
|
Eerste schijf
|
-
|
€ 40.021
|
19,07%
|
€ 7.632
|
Tweede schijf
|
€ 40.021
|
€ 75.518
|
36,97%
|
€ 20.755
|
Derde schijf
|
€ 75.518
|
-
|
49,50%
|
-
|
Een deel van de te betalen belasting bestaat uit premies volksverzekeringen. Het tarief voor deze premies volksverzekeringen is in totaal 27,65% (gelijk aan 2023). De premies volksverzekeringen bestaan uit premies voor de AOW (17,9%), Anw (0,1%) en AWBZ/Wlz (9,65%).
Ondernemers
Voor IB-ondernemers met een relatief hoge winst uit onderneming, is het Belastingplan 2024 minder gunstig. Allereerst neemt de zelfstandigenaftrek opnieuw af tot € 3.750 (2023: € 5.030). Ook de MKB-winstvrijstelling gaat omlaag naar 13,1% (2023: 14%). In 2025 gaat de MKB-winstvrijstelling nog verder naar beneden tot 12,7%.
Dit betekent niet voor alle IB-ondernemers dat ze meer belasting moeten betalen. Dat komt doordat de heffingskortingen toenemen. Zowel de algemene heffingskorting als de arbeidskorting nemen met bijna 9,5% toe. Dat dempt de belastingverhoging voor ondernemers met lage inkomens.
Eigenwoningforfait en Wet Hillen
Het belangrijkste tarief van het eigenwoningforfait verandert niet: dat blijft 0,35% voor woningen met een waarde tussen de € 75.000 en € 1.310.000. Deze ‘villa-grens’ is wel verhoogd en was in 2023 nog € 1.200.000.
Door afbouw van de Wet Hillen, is de aftrek over het saldo eigenwoningforfait-rente eigenwoningschuld nog voor 80% aftrekbaar in 2024 (83,33% in 2023). Overigens is de renteaftrek door verhoging van het tarief IB in de eerste schijf met 0,04% iets hoger.
Tarief box 2 en Vennootschapsbelasting
Vanaf 2024 geldt in box 2 een tweeschijvenstelsel. Inkomen uit aanmerkelijk belang tot € 67.000 wordt belast tegen 24,5%. Het meerdere tegen 33%. De schijven en tarieven in de vennootschapsbelasting (Vpb) blijven in 2024 gelijk aan die van 2023.
Er zijn wel diverse andere maatregelen getroffen in de Vpb, maar die gaan te ver om in dit artikel te bespreken.
Het gebruikelijk loon voor een dga wordt verhoogd naar € 56.000 (2023: € 51.000).
Wijziging excessief lenen
De excessief-lenengrens gaat omlaag van € 700.000 in 2023 naar € 500.000 in 2024. Over het meerdere moet in box 2 afgerekend worden. Let wel: het toetsmoment is 31 december 2024. Mocht een dga begin 2024 nog boven de € 500.000 geleend hebben, dan heeft hij nog het hele jaar om dit bedrag te verlagen.
Eigenwoningschulden tellen niet mee in het bedrag dat meetelt voor deze grens. Er geldt wel een extra eis aan deze eigenwoningschulden: voor schulden die zijn aangegaan op of na 1 januari 2023, moet hypotheek gevestigd zijn op de woning (door de bv). Voor eigenwoningschulden die op 31 december 2022 al bestonden, geldt deze aanvullende eis niet.
SEH heeft inmiddels signalen ontvangen dat banken niet altijd meewerken aan het vestigen van een tweede hypotheek door de bv op een woning, waar die bank al het eerste hypotheekrecht op heeft. Dit is dus een belangrijk aandachtspunt. Mocht een dga in 2023 een eigenwoningschuld zijn aangegaan voor zijn woning, maar rust op die woning al een eerste hypotheekrecht bij een andere geldverstrekker, dan is het zaak om tijdig na te gaan of die geldverstrekker wil meewerken. Is dat niet het geval, dan moet een alternatief bedacht worden (zoals aflossen, of een familielening aangaan). Of er moet eenmalig afgerekend worden in box 2, met behoud van de schuld.
Box 3
Nederland heeft als enige land een belasting waarvan pas meer dan een jaar na ingang van het belastingjaar vaststaat hoeveel belasting er geheven wordt. De box 3-tarieven staan wel vast, maar de fictieve rendementen waarover die geheven worden, zijn pas in februari 2025 bekend (over belastingjaar 2024). Op dit moment zijn zelfs de rendementen over 2023 nog niet bekend. Alleen de fictieve rendementen over ‘overige bezittingen’ worden eerder bekend gemaakt. In 2024 gaat het box 3-tarief omhoog van 32% naar 36%.
Voor de voorlopige aanslagen over 2023 en 2024 wordt uitgegaan van verwachte fictieve rendementen:
Categorie
|
Fictief rendement 2023
|
Fictief rendement 2024
|
Spaargeld (prognose)
|
0,01%
|
1,03%
|
Overige bezittingen (definitief)
|
6,17%
|
6,04%
|
Schulden (prognose)
|
2,46%
|
2,47%
|
Versoepelingen box 3
Er zijn enkele versoepelingen in box 3 ingevoerd op 1 januari 2024:
- Vermogen in de vorm van een aandeel in de VvE-reserves of op een derdenrekening van notaris of deurwaarder, valt nu in de categorie ‘spaargeld’ en niet meer in de categorie ‘overige bezittingen’.
- Schuldverhoudingen tussen fiscale partners of tussen ouders en minderjarige kinderen, zijn ‘gedefiscaliseerd’. Voor partners met een eigen woning en verschillende inbreng, is dit gunstig. Als één partner een vordering op de ander heeft, dan was die vordering voor de ene partner een ‘overige bezitting’ en voor de ander een ‘schuld’ in box 3. Dit gold uiteraard niet als er via een draagplichtovereenkomst of anderszins andere afspraken waren gemaakt. Vanaf 2024 vallen deze onderlinge schulden helemaal niet meer tot de vermogensgrondslag box 3.
Vrijstellingen en schuldendrempel box 3 (bedragen per belastingplichtige*)
- De schuldendrempel is in 2024 € 3.700 (2023: € 3.400)
- Het heffingsvrije vermogen blijft in 2024 gelijk op € 57.000
- De vrijstelling voor groene beleggingen wordt € 71.251 (2023: € 65.072)
- De vrijstelling voor uitvaart- of overlijdensrisicoverzekeringen in box 3 is € 8.665 (2023: € 7.913)
- De vrijstelling van contant geld is € 653 (2023: € 596)
*bij partners gelden telkens dubbele bedragen, omdat er sprake is van twee belastingplichtigen.
Grijpt de Hoge Raad opnieuw in?
In maart 2024 wordt een uitspraak van de Hoge Raad verwacht, waarin het advies van de Advocaat Generaal wordt meegewogen over de Wet Rechtsherstel box 3. Als de Hoge Raad het advies opvolgt, wordt de Wet Rechtsherstel min of meer buiten spel geplaatst. Dat geldt dan automatisch ook voor de Overbruggingswet box 3, zoals die nu geldt, omdat ook deze uitgaat van (volgens de AG ongeoorloofde) ficties.
Tot slot is het nog maar de vraag of het voorlopige voorstel van Staatssecretaris van Rij over de box 3-belasting vanaf 2027 standhoudt.
Overige relevante fiscale wijzigingen
Allereerst is de fiscale eigenwoningregeling gerepareerd. Het tweede lid van artikel 3.119f Wet Inkomstenbelasting is aangepast. De aanpassing kent een terugwerkende kracht en geldt vanaf 1 januari 2022 (de herziening eigenwoningregeling).
Het gaat om toepassing van de verhuisregeling. Om te voorkomen dat in geval van een gezamenlijke financiering van een nieuwe eigen woning de voorzetting van een aflossingsschema bij verhuizing leidt tot een niet-beoogde renteaftrekbeperking, is nu geregeld dat de aflossingseis met stand en looptijd van een fiscale partner (gedeeltelijk) overgaat van de schuld ter zake van de te vervreemden eigen woning naar de schuld ter zake van die andere eigen woning als de aflossingseis bezien op gezamenlijk niveau is overgegaan. In de Erkend van december 2023 is Tom Peters uitgebreid ingegaan op deze aanpassing.
Puntsgewijs noemen we nog enkele wijzigingen die voor uw praktijk relevant kunnen zijn:
- KEW-vrijstelling
De KEW-vrijstelling is € 202.000 (2023: € 184.500). Dit geldt ook voor een SEW of BEW.
- Erf- en schenkbelasting
De tarieven in de successiewet blijven hetzelfde. Alle grensbedragen en vrijstellingen worden geïndexeerd met het indexcijfer 1,099. Daarnaast geldt dat de schenkingsvrijstelling eigen woning vanaf 1 januari 2024 is afgeschaft.
- Kamerverhuurvrijstelling
kamerverhuurvrijstelling wordt € 5.998 (2023: € 5.881).
- Startersvrijstelling overdrachtsbelasting
De grens voor de startersvrijstelling in de overdrachtsbelasting is € 510.000 (2023: € 440.000).
Hoewel was toegezegd dat het nieuwe grensbedrag altijd ten minste één jaar van tevoren bekendgemaakt zou worden, is dat voor 2025 nog niet gebeurd.
Disclaimer
Dit artikel is geschreven naar inzicht van 12 januari 2024. Stichting Erkend Hypotheekadviseur heeft bij het schrijven en redigeren van dit artikel de nodige zorgvuldigheid betracht. Stichting Erkend Hypotheekadviseur is op geen enkele wijze verantwoordelijk voor de schade die ontstaat als gevolg van eventuele onjuistheden in deze tekst.