Inloggen
Kennisbank

Lijfrenten: KG-standpunt en V&A, nieuw verzamelbesluit en discussie over ZvW-bijdrage

12 feb 2025

Er zijn enkele ontwikkelingen rondom lijfrenten, die we in een artikel samenvatten. Allereerst gaan we in op een Kennisgroepstandpunt over de optie om een uitkerende lijfrente alsnog om te zetten in een uitgestelde lijfrente. Daarna vatten we een verzameling Vragen en Antwoorden van diezelfde Kennisgroep samen over de afwikkeling van lijfrenten bij echtscheiding.

Kort na publicatie van die V&A werd het verzamelbesluit lijfrenten opnieuw in de Staatscourant geplaatst, met een belangrijke wijziging over ongehuwden die de relatie verbreken. Het laatste onderwerp betreft een antwoord van de staatssecretaris op een klacht over de ZvW-bijdrage.

Kennisgroepstandpunt omzetting naar uitgestelde lijfrente
Op 21 januari 2025 beantwoordde de Kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting (KG:070) de vraag of een al ingegane oudedagslijfrente alsnog kan worden omgezet in een uitgestelde lijfrente. De Kennisgroep beantwoordt die vraag bevestigend.

Stel dat iemand een lijfrente heeft die expireert. Hij is 65 jaar. Hij koopt daarvan een levenslange oudedagslijfrente, waarvan de termijnen direct ingaan. Als de lijfrente 2 jaar lang uitgekeerd heeft, krijgt de man zijn ouderdomspensioen vanuit zijn vorige werkgever. Hij heeft samen met de lijfrentetermijnen een inkomen dat hoger is dan hij op dat moment nodig heeft. Hij wil daarom de lijfrente ‘pauzeren’ en later weer tot uitkering laten komen. Dat is dus in fiscaal opzicht toegestaan. Op basis van art. 3.134, lid 1 Wet IB 2001 mag je de ene gefaciliteerde lijfrente omzetten in een andere gefaciliteerde lijfrente, zonder negatieve gevolgen.

Aandachtspunten bij KG-standpunt
Hierbij gelden twee fiscale aandachtspunten en één praktisch aandachtspunt. Aandachtspunten 1 en 2 zijn fiscale aandachtspunten zijn, aandachtspunt 3 is het praktische aandachtspunt:

  1. Het uitstellen van de lijfrente kan niet oneindig. De termijnen moeten uiterlijk weer gaan lopen in het jaar dat de belastingplichtige de AOW-leeftijd + 5 jaar bereikt. Op dit moment (2025) is uitstel dus mogelijk tot het jaar waarin iemand de 72-jarige leeftijd bereikt.
  2. De optie om een uitkerende lijfrente alsnog om te zetten naar een uitgestelde lijfrente, kan niet in geval van een uitkerende stakingslijfrente (na staking van de onderneming) waarbij van de hogere vrijstelling gebruik is gemaakt. Een voorwaarde voor die lijfrente is dat die direct ingaat. Die eis verandert niet door hem om te zetten naar een uitgestelde lijfrente. De hele (resterende) lijfrente wordt dan ineens belast en er is revisierente verschuldigd.
  3. Hoewel er dus fiscale mogelijkheden zijn, vragen wij ons af in hoeverre het praktisch mogelijk is om een al ingegane lijfrente alsnog om te zetten.
    Stel dat jouw klant gekozen heeft voor een bancaire levenslange uitkering tegen een vaste rente. De bank is bereid om een hoge rentevergoeding te beloven, juist door die levenslange uitkering. Als de klant daarop terugkomt, kan de bank een soort ‘boeterente’ in rekening brengen, omdat je het rentecontract openbreekt. Ook bij verzekerde lijfrenten is dit denkbaar, waarbij ook nog de sterftekans een rol kan spelen.
    De vraag is dus of je een aanbieder vindt die bereid is om een al lopend contract zonder al te veel kosten, alsnog open te breken.

Afwikkeling lijfrenten bij echtscheiding
Op 28 januari 2025 publiceerde de KG een overzicht van de fiscale gevolgen van echtscheidingen op (verrekening van) lijfrenten. Let wel: het zijn op zich geen nieuwe inzichten, maar het is wel een handig overzicht. We vatten de V&A hier dan ook slechts kort samen.

De V&A is opgesteld vanuit het standpunt dat:

  • Een man en vrouw getrouwd zijn.
  • waarbij de man een lijfrente heeft, waarvan de premies volledig afgetrokken zijn.
  • en de man na de scheiding de lijfrente behoudt.

Vervolgens wordt ingegaan op drie situaties:

  1. Gehuwd in gemeenschap van goederen – de lijfrente valt in de gemeenschap.
  2. Gehuwd op huwelijkse voorwaarden met periodiek verrekenbeding – de lijfrente valt niet in de gemeenschap, maar valt wel onder het verrekenbeding. Dat periodiek verrekenbeding is nooit uitgevoerd tijdens het huwelijk (zoals in de praktijk vaak het geval is).
  3. Gehuwd op huwelijkse voorwaarden met finaal verrekenbeding – de lijfrente valt niet in de gemeenschap, maar valt wel onder het verrekenbeding.

Omdat de antwoorden bij b) en c) op hetzelfde neerkomen, voegen wij die samen.

Gemeenschap van goederen
Als de lijfrente in de gemeenschap valt, heeft de vrouw recht op de helft van de lijfrente. Als de man de lijfrente behoudt, moet zij daar in principe voor gecompenseerd worden. Daar zijn weer verschillende mogelijkheden voor:

  • Hij geeft de vrouw geld. Dan is die som bij hem aftrekbaar (als onderhoudsverplichting) van de inkomstenbelasting. Bij de vrouw is die som belast als periodieke uitkering of verstrekking.
  • Hij geeft de vrouw goederen. Daarvoor geldt hetzelfde. De waarde van de goederen zijn bij hem aftrekbaar en bij haar belast.
    LET OP! De fout is nog wel eens gemaakt, dat een lijfrente bijvoorbeeld werd ‘geruild’ tegen de overwaarde op de woning. Dat heeft grote gevolgen, omdat die verrekening tot gevolg heeft dat de verrekende woningwaarde in een keer belast wordt in box 1.
  • Hij neemt een (deel van een) gemeenschapsschuld over. Ook daarvoor geldt hetzelfde: de schuld is bij de man ineens aftrekbaar, maar bij de vrouw belast in box 1.
  • Alleen als de vrouw afziet van compensatie, is er geen fiscaal gevolg in box 1. Het is toegestaan de lijfrente op basis van de inkomstenbelasting geheel aan één persoon toe te wijzen. Het kan wel zijn dat er dan sprake is van een overbedeling, die kwalificeert als schenking op grond van de Successiewet!

Huwelijkse voorwaarden, met verrekenbeding
Als er huwelijkse voorwaarden zijn opgesteld, waardoor de lijfrente niet in de gemeenschap valt, dan hoeft de waarde van die lijfrente dus ook niet gecompenseerd te worden. Maar als er daarnaast wel een verrekenbeding was, waar de lijfrente ook in valt, dan moet er wel verrekend worden. En “verrekenen” is fiscaal iets anders dan “compenseren”.

  • Ongeacht of de man verrekent door geld, goederen of overname van een schuld, is die verrekening bij hem niet aftrekbaar. Bij de vrouw is die verrekening ook niet belast.
    Een verrekening vindt dan namelijk plaats in het kader van ‘het (achteraf) afhandelen van huwelijkse voorwaarden’ en niet als gevolg van een compensatie van een fiscaal (op termijn) belast gemeenschapsgoed.
  • Als de vrouw afziet van verrekening, geldt hetzelfde als bij de scheiding na huwelijk in gemeenschap van goederen. Er is geen box 1-gevolg, maar mogelijk wel een gevolg in de Successiewet.

De KG haalt hier nog eens eerder standpunt uit 2023 aan, waarin ze uitlegden dat het (alsnog) uitvoeren van huwelijkse voorwaarden, zoals een verrekenbeding, niet leidt tot persoonsgebonden aftrek bij de een of een belaste periodieke uitkering/verstrekking bij de ander.

Herzien verzamelbesluit lijfrenten en andere periodieke uitkeringen
Op 31 januari 2025 is een update van het verzamelbesluit lijfrenten gepubliceerd in de Staatscourant. Ten opzichte van de vorige publicatie, zijn veel goedkeuringen verwijderd, omdat die inmiddels in wetgeving zijn omgezet. Maar er is ook een belangrijke toevoeging gedaan aan het besluit. Die toevoeging heeft een relatie met het V&A-document van de KG over echtscheidingen.

In het nieuwe verzamelbesluit, is in onderdeel 12 een goedkeuring opgenomen voor ongehuwden die afspreken pensioenrechten te verdelen. Als gehuwden pensioenrechten verdelen in het kader van een echtscheiding, dan zijn de uitgaven daarvoor bij de één aftrekbaar en bij de ander belast.
Door de goedkeuring geldt dit nu ook voor ongehuwden. Een belangrijke voorwaarde daarbij, is dat de afspraken over verdeling van die pensioenrechten in een notarieel samenlevingscontract zijn vastgelegd.

Reminder voor jou als Erkend Financieel Adviseur
Houd er in echtscheidingszaken altijd rekening mee dat je moet uitkijken met het compenseren van verschillende vermogensbestanddelen. Een lijfrente of pensioenaanspraak moet je dus nooit compenseren met bijvoorbeeld de overwaarde van de woning. Dat gaat fiscaal helemaal mis.

Een beruchte uitspraak van Hof Den Bosch op 14 december 2017 bevestigde dit. De vrouw kreeg € 169.500 aan overwaarde als compensatie van lijfrenten en pensioenaanspraken die de man behield. Dat had tot gevolg dat het hele bedrag van € 169.500 ineens bij haar belast was in box 1.
Overigens geldt voor pensioenaanspraken niet de plicht om die te compenseren. Die mogen ‘verevend’ worden op de wijze die het de echtelieden goeddunkt, zonder dat het fiscale gevolgen heeft. Maar als je in een echtscheidingsconvenant vastlegt dat pensioenaanspraken gecompenseerd worden, dan heeft dat gevolgen voor de fiscale behandeling van die compensatie.

Aanhoudende discussie ZvW-bijdrage
Er is al vele jaren discussie over het feit dat de bijdrage Zorgverzekeringswet (officieel mag het geen ‘belasting’ heten) dubbel betaald wordt. Als je lijfrentepremies aftrekt, verlaagt dat niet het ZvW-bijdrageloon. Je inkomstenbelasting wordt wel lager, maar je ZvW-bijdrage blijft even hoog. Daarnaast telt een uitkerende lijfrente wèl altijd mee als bijdrageloon. Daarover moet dus ZvW-bijdrage afgedragen worden. In feite wordt die bijdrage dan dus twee keer afgedragen over hetzelfde inkomen. Een keer als je het inkomen geniet, en nog een keer als je lijfrente-uitkeringen geniet.

Dat komt met name onrechtvaardig over, omdat pensioenpremies (tweede pijler) wel het ZvW-bijdrageloon verlagen. Op pensioenuitkeringen wordt dan de ZvW-bijdrage ingehouden (in 2025 5,26%), net als bij lijfrenten. Ten tijde van de FOR (Fiscale Oudedagsreserve - tot 2023) gold ook dat toevoegingen aan de FOR in mindering kwamen op het ZvW-bijdrageloon. Daarvoor was dus wel een uitzondering mogelijk.

Het is zeer begrijpelijk dat veel belastingplichtigen dit verschil als onrechtvaardig beschouwen.

Reactie op briefschrijver roept nieuwe vragen op
Op 20 november 2024 heeft een oud-werknemer hierover een brief gestuurd aan de Tweede Kamer. De briefschrijver vindt het onterecht dat eerst zijn werkgever ZvW-bijdragen heeft afgedragen over zijn loon, terwijl hij daarnaast een lijfrente heeft opgebouwd, waarvan de uitkeringen opnieuw meetellen voor de ZvW-bijdrage.

De Commissie van Financiën van de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris verzocht een antwoord te geven op deze klacht. Het antwoord komt op 20 januari 2025. De staatssecretaris stelt dat er geen sprake is van een ‘dubbele heffing’, omdat de ZvW-bijdrage de eerste keer door de werkgever is betaald. En de tweede keer door de belastingplichtige zelf. Deze keuze is bewust gemaakt om ‘uitvoeringstechnische redenen’. En hij is niet van plan die keuze aan te passen.

Maar deze reactie roept wel een vervolgvraag op. De briefschrijver was toevallig een werknemer. Maar voor een zelfstandige gaat de redenering van de staatssecretaris niet op. In dat geval betaalt de zelfstandige immers zelf over zijn winst (vóór lijfrentepremieaftrek) een ZvW-bijdrage. En over de lijfrentetermijnen is opnieuw die ZvW-bijdrage verschuldigd. De vraag is hoe dat te rijmen is met de redenering uit de brief. Helaas is er voorlopig in elk geval geen wijziging te verwachten.

Voor jouw praktijk
Net als de fiscale eigenwoningregeling, zijn de regels voor lijfrenten ook behoorlijk complex. Het is daarom goed om kennis te blijven nemen van standpunten of wijzigingen binnen dit vakgebied. Daarbij is het belangrijk dat je je realiseert dat sommige zaken wel fiscaal mogelijk zijn, maar niet praktisch in te vullen zijn. Maar ook dat je de klant die je vermogensopbouw via een lijfrente adviseert, wel op voorhand informeert over het feit dat er feitelijk wel twee keer een ZvW-bijdrage over het inkomen wordt ingehouden. Hoewel lijfrenten veel fiscale voordelen hebben, zijn er ook nadelen. Een advies is alleen passend als je alle voor- en nadelen goed en klantspecifiek afweegt.

Voor de afweging of vermogensopbouw in box 1 financieel voordeliger is dan opbouw in box 3, verwijzen we naar een artikel hierover van Jan Martijn Hengeveld in de eerste editie van de Erkend van 2025.