Het is best vreemd dat deze percentages zijn gepubliceerd nadat de periode voor het doen van aangifte inkomstenbelasting over 2022 is ingegaan. Wel berekent het aangifteprogramma de voor de belastingplichtige meest gunstige uitkomst van de wetgeving volgens de ‘oude’ wetgeving (met fictieve vermogenssamenstelling) en de wetgeving volgens de Wet rechtsherstel box 3 (naar de werkelijke vermogenssamenstelling).
Hoe ‘definitief’ zijn de forfaitaire rendementen?
De vraag in dit kopje kan nog steeds niet beantwoord worden. Er blijven onzekerheden over de juridische houdbaarheid van de diverse ficties in box 3. Niet alleen over de periode van 2017 tot en met 2022, maar ook vanaf 2023.
Rechters gaan steeds vaker mee in de klacht van belastingplichtigen dat het belaste rendement niet overeenkomst met het werkelijke rendement. Op 30 maart 2023 werd een uitspraak van rechtbank Den Haag gepubliceerd, waarin de rechter simpelweg zowel de oude wetgeving als de Wet rechtsherstel buiten werking stelde. Alleen het werkelijk aangetoonde rendement (in dit geval over 2020) mocht belast worden.
Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch oordeelde op 22 maart 2023 hetzelfde. In dat geval ging het om een vrouw met een tweede woning, die niet verhuurd is. Er waren dus geen huur- of andere inkomsten. Ook was de WOZ-waarde in de jaren 2016 – 2018 niet hoger geworden (zelfs iets gedaald). Het Hof oordeelde in deze zaak dat de waarde van deze woning in het geheel niet belast mag worden. Er is geen rendement gemaakt, dus er valt niets te belasten, aldus het Hof. Een citaat uit de uitspraak: “Toepassing van de Wet rechtsherstel box 3 leidt niet tot rechtsherstel”. Het Hof vernietigt de aanslagen uit 2017 en 2018 op dit punt dan ook.
Ook een uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat over 2017 alleen het werkelijk behaalde rendement belast mocht worden. Dat rendement was lager dan het fictieve rendement volgens de oude wetgeving en volgens de Wet Rechtsherstel box 3. Tegen deze uitspraak is cassatie aangetekend, maar de Hoge Raad oordeelde op 31 maart 2023 dat de uitspraak van het Hof terecht was.
Er zijn talloze andere uitspraken gedaan over box 3, vrijwel allemaal in het voordeel van de belastingplichtigen. Voor nu houdt de Belastingdienst alle bezwaren in box 3 over de jaren 2017-2021 aan. Zij zijn in afwachting van de uitkomst van massaalbezwaarprocedures. Eventuele bezwaren moeten dan wel gemotiveerd zijn. Het ministerie heeft een lijst van bezwaargronden gepubliceerd (niet-limitatief) die in het bezwaarschrift moeten staan. Op die manier kunnen ze achteraf gebundeld worden afgehandeld. Ongemotiveerde (pro forma-) bezwaren worden afgewezen.
De stroom aan bezwaren (stand maart 2023: 485.000) zal de komende tijd niet verminderen: beleggers die vorig jaar (2022) een negatief beleggingsresultaat behaalden, maar wel voor 5,53% fictief rendement belast worden, zullen ongetwijfeld ook in bezwaar gaan. Het is daarbij bepaald niet ondenkbaar dat belastingplichtigen indachtig de eerdere jurisprudentie, ook over 2022 in het gelijk gesteld zullen worden.
Staatssecretaris onderkent belang verfijning
Marnix van Rij onderkent dat het fictieve rendement op ‘overige bezittingen’ wel erg grofmazig is. Het idee dat elke ‘overige bezitting’ voor meer dan 50% bestaat uit direct vastgoedbezit, is bijvoorbeeld weinig realistisch. Toch is dat het uitgangspunt voor de wijze waarop het rendement in deze categorie is berekend. Daarom zegt van Rij in februari 2023 toe te onderzoeken of en hoe de berekening van dit rendement verfijnd kan worden. Bijvoorbeeld door categorieën toe te voegen naast alleen de grofmazige ‘overige bezittingen’. In dat geval zou bijvoorbeeld obligatie-, vastgoed- en aandelenbezit kunnen worden opgesplitst.
Maar ongeacht de keuze die wordt gemaakt in fictieve rendementen, er zal altijd tegen geprocedeerd worden, zolang deze rendementen niet aansluiten bij de werkelijke rendementen. De belastingplichtige kan die in de meeste gevallen zelf opgeven, maar dat wil de Staatssecretaris kennelijk niet. De ‘tegenbewijsregeling’ is al eerder verworpen, hoewel rechters lijken deze feitelijk wel toe te passen.
Belasting op werkelijk genoten rendement is ver weg
Ondanks de morrende belastingplichtigen, rechters en Tweede Kamer, zal invoering van een belasting op het werkelijk genoten rendement nog op zich laten wachten. Hiervoor waarschuwt van Rij in een interview met de NRC. Het jaar 2026 gaan we waarschijnlijk niet halen, zo tempert hij de verwachtingen (voor zover die er al waren).
VFBO denkt en spreekt mee
Het Verbond Financiële Beroeps Organisaties, waarin SEH en FFP vertegenwoordigd zijn, zit als belangenbehartiger om tafel met Financiën. Daarbij zijn al diverse ideeën geopperd en zijn ook adviezen om ‘weeffouten’ te verbeteren aangedragen. Onze inbreng is tot nu toe deels succesvol. Zo lijkt het erop dat defiscalisering van onderlinge schuldverhoudingen tussen partners bekeken moet worden. Volgens de letterlijke wettekst zouden partners hun onderlinge schuld moeten opgeven, waarbij de een 2,28% negatief rendement krijgt over de schuld aan de ander, terwijl die ander daarover wordt geacht 5,53% te krijgen.
Dit is slechts één van de vele details waarover VFBO poogt invloed uit te oefenen op de wetgeving. Het grote obstakel lijkt echter, dat de belastingopbrengst over box 3 begroot wordt op een vast bedrag: dat is natuurlijk nooit mogelijk als van een werkelijk (onvoorspelbaar) rendement wordt uitgegaan. Zolang de wetgever vasthoudt aan de tegenstrijdige wens om het werkelijke rendement te belasten, maar daaruit anderzijds een vast box 3-belastinginkomen te krijgen, is er geen oplossing voor handen.
Op 14 maart 2023 vond de paneldiscussie van VFBO hierover plaats. Die is hier terug te zien. Mede dankzij de reacties van u als SEH- en/of FFP-lid, is daaruit op te maken dat ook u denkt dat een verfijning van vermogenscategorieën een belangrijke mogelijke oplossing is. Daarnaast waren de suggesties om vastgoed, aandelen en obligaties een ander rendementspercentage te geven.
Waarom is deze zaak ook in uw praktijk van belang?
Het is voor financieel adviseurs en hun klanten vooral van belang te weten waar ze aan toe zijn. U geeft financieel advies op basis van wetgeving, waarvan zeer onzeker is of die juridisch standhoudt. SEH (en VFBO) mengt zich niet in een politieke keuze om vermogen (dan wel vermogensaanwas of vermogenswinst) te belasten. Maar de wetgeving die daarover wordt ingevoerd, moet wel duidelijk zijn en niet tot allerlei onredelijke of onwenselijke uitkomsten leiden. Die duidelijkheid is er nu niet. Dat maakt uw rol als adviseur bijzonder lastig. Het gaat daarbij niet alleen om vermogensadvies. Ook als u vooral hypotheekadvies geeft, en er is sprake van een onderlinge schuldverhouding tussen partners, dan speelt de huidige box 3-wetgeving een (te) grote rol.
In de Erkend die later deze maand bij u op de mat valt, zijn enkele voorbeelden gegeven van de impact op uw adviespraktijk. Daarom blijven wij ons sterk maken voor houdbare, voorspelbare box 3 wetgeving. Maar zoals u weet: geduld is een schone zaak, als het op nationaal beleid aankomt.
Disclaimer
Dit artikel is geschreven naar inzicht van 13 april 2023. Stichting Erkend Hypotheekadviseur heeft bij het schrijven en redigeren van dit artikel de nodige zorgvuldigheid betracht. Stichting Erkend Hypotheekadviseur is op geen enkele wijze verantwoordelijk voor de schade die ontstaat als gevolg van eventuele onjuistheden in deze tekst.