Inloggen
Kennisbank

Wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen – en drie aanverwante wetsvoorstellen

14 apr 2022

Op 30 maart 2022 publiceerde Minister Carola Schouten voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen. Omdat ook diverse belastingwetten wijzigen, ondertekent ook de Staatssecretaris van Financiën het voorstel.

 

Het gaat te ver in deze nieuwsbrief de hele impact van deze enorme stelselwijziging uit te leggen; alleen al de Memorie van Toelichting beslaat 363 pagina’s. Bovendien is het ook nog geen´gelopen race´. Het is een wetsvoorstel, dat nog goedgekeurd moet worden. In elk geval is het de bedoeling dat het ouderdomspensioen in de huidige vorm tussen 2023 en 2027 omgezet zal worden naar een meer resultaatafhankelijk en individueel ouderdomspensioen. De uitkeringen zullen sneller geïndexeerd kunnen worden, maar ook sneller dalen dan nu het geval is.

Het ‘invaren’ van opgebouwde rechten in het nieuwe stelsel, wordt een enorme operatie. Het gaat over opgebouwde tegoeden aan ouderdomspensioen van rond de € 1,8 biljoen. Het belangrijkste discussiepunt gaat over (gewezen) deelnemers van rond de 45 jaar en ouder, die op basis van het verleden iets te veel premie voor het ouderdomspensioen betaald zouden hebben, en daarvoor gecompenseerd moeten worden. Uiteraard moeten deelnemers beschermd worden tegen nadelen, en tegen het nemen van beslissingen op basis van te weinig of onduidelijke informatie. De AFM achtte het nodig dit direct bij de publicatie van het wetsvoorstel te benadrukken.

Maar er zijn naast de wijzigingen in het stelsel van het ouderdomspensioen, drie andere zaken die aandacht behoeven, omdat ze zijn uitgesteld of juist al vóór 2027 ingaan. We leggen kort de inhoud en het belang daarvan uit.

a. Wet pensioenverdeling bij scheiding uitgesteld
Op 1 juli 2022 zou deze wetswijziging moeten ingaan. Dat was al later dan voorzien. De verdeling van het recht op tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen wijzigt niet, maar dit wordt standaard een eigen recht (conversie). Een ander belangrijk verschil gaat over het nabestaandenpensioen (NP) op opbouwbasis. Nu nog krijgt de ex-partner een bijzonder NP van 100% van het tot de scheiding opgebouwde NP. Volgens het wetsvoorstel is dat slechts 50% van het tijdens het huwelijk opgebouwde NP. Ook dit nieuwe (veel lagere) bijzonder NP wordt automatisch geconverteerd. Gezien de samenhang van dit wetsvoorstel met de Wet toekomst pensioenen, is nu besloten om de ingangsdatum van de Pensioenverdeling bij scheiding ook uit te stellen tot 2027.

Het Verbond Financiële Beroeps Organisaties (VFBO), waar SEH bij is aangesloten, waarschuwt over twee aspecten in dit wetsvoorstel. Die waarschuwing was al gedaan voordat bekend was dat de pensioenverdeling bij scheiding zou worden uitgesteld. Een belangrijk kritiekpunt is dat echtparen die scheiden pas informatie over de gevolgen krijgen nadat de scheiding is uitgesproken. Ook kan de standaard conversie van het bijzonder NP tot ongewenste gevolgen leiden. De ex-partners kunnen tot 6 maanden na de scheiding de standaardkeuzes nog wijzigen, maar de vraag is of dat in de praktijk nog gebeurt als de scheiding al is uitgesproken. Mogelijk heeft deze kritiek invloed op de aanstaande debatten erover in de Tweede Kamer.

b. Vanaf 1 januari 2023 Opname bedrag ineens
Vanaf 1 januari 2023 kan 10% van het ouderdomspensioen in een keer opgenomen worden, volgens de Wet Bedrag ineens, RVU en verlofsparen. Een deel van die wet is al ingegaan. Het bedrag ineens moet dus volgend jaar mogelijk worden. Die opname is belast, maar er hoeft geen revisierente (20% ‘boete’) over betaald te worden. Het klinkt erg sympathiek, maar dit voorstel stuit ook op bezwaren. Het NIBUD waarschuwt nadrukkelijk voor de mogelijke nadelen van de opname van het bedrag ineens. Er is veel interesse voor, maar bij het opnemen van een bedrag ineens is dus wel in één keer inkomstenbelasting verschuldigd over het hele bedrag. Dat kan flink oplopen, als iemand nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd heeft. Bovendien telt dit eenmalige bedrag ook mee bij de beoordeling of iemand recht heeft op allerlei toeslagen (zoals huur- en zorgtoeslag). In het meest negatieve scenario levert iemand zo’n 89% van zijn ‘bedrag ineens’ in aan belastingen en lagere toeslagen, juist als iemand een laag inkomen heeft. Bovendien verliest diegene ook levenslang een groot deel van zijn ouderdomspensioenuitkering. Nibud vindt het zorgelijk dat in het eerste kwartaal van 2022 nog geen duidelijkheid is over invoering van deze wet vanaf 2023. Iedereen die er gebruik van wil maken, moet namelijk zeer goed doordrongen zijn van alle consequenties. Overigens geldt de optie om maximaal 10% ineens op te nemen ook voor opgebouwd lijfrentekapitaal.

c. Uitbreiding opbouwmogelijkheden pensioen en lijfrenten zzp’ers
Minister Schouten en Staatssecretaris van Rij beantwoordden Kamervragen over pensioenopbouw van zzp’ers op 29 maart 2022. Daarin werd vooral bevestigd wat al bekend is: de jaarruimte voor berekening van de maximale lijfrentestorting met aftrek in box 1, gaat omhoog van 13,3% nu naar 30% van de premiegrondslag. Dat zou in 2023 moeten gebeuren. Ook worden de mogelijkheden uitgebreid om vrijwillig aan een tweedepijlerpensioen (werkgeverspensioen) mee te doen. Die optie is er al (tot maximaal 10 jaar na uitdiensttreding), maar is nog best ingewikkeld. Er wordt nu onderzocht of dat enigszins vereenvoudigd kan worden. Bijvoorbeeld door niet uit te gaan van het inkomen van de zzp’er zoals dat 3 kalenderjaren geleden was, maar slechts één kalenderjaar voor de vrijwillige deelname. Ook de Memorie van Toelichting van de Wet Toekomst pensioenen (zie vanaf pagina 175) spreekt van diverse mogelijkheden. En er komt ook meer experimenteerruimte voor pensioenuitvoerders. Overigens verwerpt de Minister ook enkele plannen: zo zal de (overwaarde op een) eigen woning niet fiscaal gefaciliteerd als pensioen worden aangemerkt. Er komt dus geen ‘Staats-verzilverlening’ of iets dergelijks.

Voor uw adviespraktijk
Voor de Erkend Financieel Adviseur is pensioen altijd al een belangrijk onderdeel van het advies, ongeacht de adviesvraag. Pensioen speelt immers bijna altijd een rol: niet alleen bij een advies over oudedagsvoorzieningen, maar over toekomstvoorzieningen in brede zin of hypothecaire kredieten. De wijzigingen op korte termijn, zoals hierboven genoemd, zijn reden om nu al na te denken over hoe u daarin gaat adviseren.

Wellicht is de opnamemogelijkheid van 10% van het ouderdomspensioen een groot risico voor uw klanten. Als u advies gegeven heeft over een hypothecair krediet waarvan de maandlasten nèt betaalbaar zijn met het te bereiken ouderdomspensioen, dan kan uw hele analyse mankgaan wanneer iemand besluit een deel ineens op te nemen. Het resterend pensioeninkomen is dan mogelijk te laag voor de maandlasten. En ja, dat geldt ook als het geld gebruikt zou worden voor verlaging van die hypotheek. Een brutobedrag ineens van € 10.000, zal netto de hypotheek slechts met € 5.000 verlagen. Bij een rente van 2%, scheelt dat dus € 8 per maand aan bruto hypotheeklast, terwijl het tot € 43 minder bruto pensioen inhoudt. Dit is een snelle, grove berekening, uiteraard. De uitkomsten verschillen sterk van geval tot geval.

De uitbreiding van de mogelijkheden om lijfrentepremies te storten, bieden wel grote advieskansen! De wetswijziging kan voor iedereen met een te laag pensioeninkomen zorgen voor meer ruimte om fiscaal vriendelijk wat extra’s op te bouwen. Houdt dus alle definitieve wetswijzigingen goed in de gaten en bereid u erop voor uw advies daarop in te richten.