Inloggen
Kennisbank

Voorjaarsnota 2022

16 jun 2022

De Voorjaarsnota is het jaarlijkse gebruik om eind mei te bezien of de begroting nog in lijn is met de eerdere aannames. Tegenvallers en meevallers worden dan tegen elkaar weggestreept en eventueel wordt beleid aangepast om de begroting kloppend te krijgen.

De Voorjaarsnota was dus altijd vooral een terugblik. Maar de Tweede Kamer vindt het voorjaar ook een mooi moment om alvast vooruit te kijken. Normaal gesproken worden kabinetsplannen pas op Prinsjesdag gepubliceerd (derde dinsdag van september). Maar dat is laat in het jaar: de tijdsdruk om alle voorgenomen wetswijzigingen te behandelen is simpelweg te kort. Daarom is dit jaar voor het eerst een deel van de publicatie van plannen naar voren gehaald.

Het is de bedoeling dat de Voorjaarsnota vanaf dit jaar dus meer is dan alleen een terugblik. Vanaf nu worden ook al allerlei kabinetsplannen ontvouwen, die tot Prinsjesdag nader uitgewerkt zullen worden. We behandelen hier de belangrijkste plannen in de Voorjaarsnota 2022 die voor uw praktijk mogelijk van belang zijn. De plannen moeten in 2023 ingaan, tenzij een ander jaar genoemd staat.

Sociale zekerheid
Eerste pijler
Het kabinet had al plannen om het wettelijk minimumloon te verhogen. Uit de Voorjaarsnota blijkt dat ze de verhoging gaan vervroegen. In 2023 en 2024 gaat het minimumloon met 2,5% omhoog en in 2025 nog eens met 2,32%. In totaal is dat 7,5%. Overigens is begin mei 2022 ook het normaal geïndexeerde minimumloon per 1 juli 2022 gepubliceerd.

De hoogte van de Algemene Ouderdomswet (AOW) is altijd gekoppeld geweest aan het minimumloon. Het kabinet was van plan dit los te laten. Dat wil zeggen: het minimumloon wordt extra verhoogd en die extra verhoging zou niet toegepast worden op de AOW-uitkeringen. De normale indexering zou wel gewoon in stand blijven. Het niet mee-verhogen van de AOW-uitkeringen stuitte op veel weerstand bij de oppositie. Daarom stijgt deze ook mee met het minimumloon in drie etappes (naast de gewone indexering). Alleen al deze extra verhoging kost in beginsel circa € 5 miljard per jaar extra (vanaf 2025). Om dit iets beter betaalbaar te maken, wordt er op twee zaken van AOW-ers bezuinigd. Allereerst wordt de Inkomensondersteuning AOW (een maandelijks extraatje van zo’n € 26 per maand)  afgeschaft. Dit is al 2% tot 3% van de AOW-uitkering (afhankelijk van de gezinssamenstelling). Ten tweede wordt een voorgenomen verhoging van de ouderenkorting teruggedraaid. Het gaat om een bedrag van € 376 per jaar dat sommige AOW-gerechtigden extra als korting zouden krijgen. Beide maatregelen samen schelen maximaal € 692 per jaar. Dit kan al ruim 6% van de totale AOW-uitkering zijn, waardoor de verhoging van 7,5% hiertegen schril afsteekt.

Toekomstvoorzieningen derde pijler
In de derde pijler verandert er ook het een en ander aan de sociale zekerheid, en dan met name in oudedagsvoorzieningen: lijfrenten en de Fiscale Oudedagsreserve (FOR) voor ondernemers.

Om met die laatste te beginnen: de FOR wordt afgeschaft. Dat wil zeggen: er mag vanaf 2023 niet meer gedoteerd worden aan die oudedagsreserve. Bestaande reserveringen mogen op de balans blijven staan en mogen ook nog op de huidige fiscaalvriendelijke manier worden afgewikkeld.

Er was al langer kritiek op de FOR: slechts 1/3e van de ondernemers maakt er gebruik van. En minder dan de helft (47%) van het bedrag dat op de balans staat, blijkt ook echt gereserveerd te worden. Daarin schuilt een gevaar voor de ondernemers: als ze hun onderneming staken moeten ze afrekenen over hun FOR, terwijl er feitelijk geen of onvoldoende geld is. Een vergelijking met het Pensioen in Eigen Beheer (PEB) van dga’s dringt zich op. En dit pensioen is ook uitgefaseerd. Dat gebeurt straks dus ook met de FOR. Er zijn overigens nu nog geen plannen bekend over een fiscaal gunstige afbouwregeling van de FOR, zoals wel is geïntroduceerd voor een PEB, of voor stamrechten. Wie weet komt die er nog.

Ondernemers die wel doteerden aan de FOR, kunnen vanaf 2023 nog wel gewoon fiscaal vriendelijk vermogen voor de oude dag opbouwen in de vorm van lijfrenten. Daarin verandert ook het een en ander. Niet alleen de Voorjaarsnota, maar ook de fiscale Verzamelwet 2023 beschrijft meerdere plannen met lijfrenten. De meeste plannen zijn codificaties van eerdere besluiten, soms in aangepaste vorm. We sommen hier de twee belangrijkste plannen uit bovenstaande documenten op:

  • Afkoop van een lijfrente vanwege arbeidsongeschiktheid is fiscaal toegestaan (zie artikel 3.133, lid 9 Wet IB2001). Dat wil zeggen dat tot een bepaald maximum deze afkoop niet extra belast wordt met revisierente. Volgens de letterlijke wettekst zou een uitkering boven dit maximum ertoe leiden dat het hele afgekochte bedrag met revisierente belast zou worden. Dat wordt nu aangepast: als er meer dan het maximum wordt uitgekeerd, wordt alleen het bedrag boven dit maximum ook belast met revisierente. Let wel: het hele afgekochte (of gedeblokkeerde) bedrag wordt sowieso belast in box 1.
  • Volgens de wet moeten erfgenamen een bancaire nabestaandenlijfrente ten minste 20 jaar laten uitkeren. In het Verzamelbesluit Lijfrenten is al goedgekeurd dat dit in veel gevallen niet hoeft. Dat wordt gecodificeerd, maar de goedkeuring wordt zelfs iets uitgebreid. Nu is nog goedgekeurd dat als de erfgenaam de AOW-leeftijd heeft, de maximale duur verminderd kan worden met het aantal jaren dat iemand ouder is dan de AOW-leeftijd. Er zou dan wel een minimale uitkeringsduur van 5 jaar overblijven. Dat laatste vervalt volgens de plannen ook.

Gedeeltelijke dekking extra uitgaven
De verhoging van het minimumloon en de daaraan gekoppelde uitkeringen kosten een hoop geld. Ook het defensiebudget wordt verhoogd. De Voorjaarsnota kent een kopje “Uitgaven gedekt”, maar dit kopje is misleidend. In deze alinea wordt aangegeven dat de uitgaven niet gedekt zijn. Het begrotingstekort loopt in Nederland zelfs op tot boven de maximale 3% en ook de staatsschuld stijgt.

Toch zou het tekort nog veel hoger zijn, als er niet twee maatregelen genomen zouden worden:

  • De belasting op vermogen gaat omhoog. Het stelsel van belasting in box 3 vanaf 2025 is nog niet duidelijk, maar toch zijn er nu al mogelijkheden gevonden om iets met vermogen te doen. Allereerst wordt de eerder beloofde verhoging van de vrijstelling naar € 80.000 teruggedraaid. Ten tweede wordt de afbouw van de Algemene Heffingskorting (AHK) straks toegepast op alle drie de boxen van de inkomstenbelasting. Nu wordt de AHK gekort vanaf een inkomen van rond de € 21.000 in box 1. Daarboven geldt een korting van iets meer dan 6%. Dat gaat straks dus ook gelden voor inkomens uit box 2 en box 3.
  • Ondernemers worden zwaarder belast. Voor IB-ondernemers geldt dat de zelfstandigenaftrek nog sneller en sterker verlaagd wordt. Dat kost een zzp’er tot 2030 tot ongeveer € 3.000 aan extra belasting. Daarnaast wordt het tarief voor aanmerkelijk belang (box 2) gesplitst van één tarief nu (26,9%) naar twee tarieven (26% en 29,5%). Boven een bepaald inkomen uit box 2 wordt de belasting daardoor hoger.
  • Ook ondernemingen zelf worden zwaarder belast. De Vpb-tarieven en schijven zijn de laatste jaren telkens aangepast. Dit keer is het voornemen om aanpassingen terug te draaien naar de situatie die vergelijkbaar is met 2019. De schijfgrens Vpb wordt weer verlaagd naar € 200.000 (die is net verhoogd van € 245.000 naar € 395.000).
  • Tot slot moet een dga zichzelf een loon toekennen dat niet te ver afwijkt van wat gebruikelijk is. Nu mag een dga nog 25% afwijken met zijn loon en dat wordt maximaal 15%. Voor sommige dga’s betekent dit dat ze verplicht hun loon moeten verhogen, waardoor ze iets meer belasting betalen.

Overige relevante fiscale plannen
Er zijn diverse fiscale plannen, verdeeld over allerlei verschillende belastingwetten, die mogelijk ook relevant zijn voor de Erkend Financieel Adviseur. Een selectie van die plannen:

  • Zonnepanelen (inclusief installatie daarvan) wordt vrijgesteld van btw. Dat scheelt 21%. Al eerder was besloten om de btw op energie te verlagen van 21% naar 9%. De afbouw van de salderingsregeling voor energie van zonnepanelen, wordt uitgesteld tot 2025.
  • Het tarief overdrachtsbelasting gaat van 8% naar 10,1%. Let wel: de overdrachtsbelasting voor kopers van een eigen woning (2% of de startersvrijstelling) blijft ongewijzigd. De verhoging geldt dus voor alle andere kopers van onroerend goed, zoals verhuurders.
  • Al eerder was aangekondigd dat de schenkingsvrijstelling voor de eigen woning wordt afgeschaft in 2024, met een ‘tussenstap’ in 2023, waarin deze vrijstelling verlaagd wordt.

Voor de adviseur van belang?
Alle in dit artikel genoemde aanpassingen, zijn nog maar plannen. Ze zijn dus nog niet zeker. Het werk van de financieel adviseur houdt vaak een langetermijnplanning voor de klant in. Dit wordt steeds lastiger, omdat de regering tegenwoordig jaarlijks vrij ingrijpende wijzigingen doorvoert in allerlei regelingen en belastingwetten. Toch kunt u wel anticiperen op bepaalde aspecten daarvan, zoals afschaffing van de hoge schenkingsvrijstelling. Daarvan ligt vast dat een meerderheid van de Tweede Kamer voor de afschaffing is, zodat alleen dit jaar nog gebruik gemaakt kan worden van die aanpassing.

Voor het overige is het van belang uw klanten te wijzen op de onzekerheden: u voorkomt mogelijk teleurstellingen bij uw klant door nu al aan te geven dat u geen enkele voorspelling kunt doen over de gevolgen van telkens wijzigend kabinetsbeleid op uw advies.