Inloggen
Kennisbank

Het belang van vastlegging en bewaren adviesgesprek

17 mrt 2022

Opnieuw een Kifid-uitspraak, die het belang aantoont van het vastleggen van een adviesgesprek, inclusief alle daarbij behorende elementen. En het belang die vastlegging vervolgens ten minste zo lang te bewaren als de overeenkomst loopt. In dit geval ging het om een hypothecair krediet.

 

Wat was de situatie?
Een echtpaar heeft een hypothecair krediet en gaat in 2003 verhuizen. Ze willen daarvoor € 225.000 lenen. Op hun oude woning rustte een annuïteitenhypotheek met een overlijdensrisicoverzekering (ORV). Bij het overlijden van één van de echtelieden zou de hele schuld worden afgelost. Deze lening kon in 2003 echter niet meegenomen worden naar de nieuwe woning. Daarom is in 2003 een hypothecair krediet afgesloten van € 150.000 aflossingsvrij plus € 75.000 met een kapitaalverzekering eigen woning. In deze verzekering zit een overlijdensrisicodekking van 110% van het opgebouwde kapitaal. De einddatum is 2023. De man haalt de einddatum echter niet: hij overlijdt in 2019. De verzekering keert iets meer dan € 66.350 uit.

Klacht van de zoon als erfgenaam
De zoon verwijt de bank dat ze haar zorgplicht niet goed heeft nageleefd. Zijn moeder had tot 2003 een hypotheek waarbij ze helemaal geen restschuld zou overhouden. Door de nieuwe hypotheek in 2003 is er ineens wel een restschuld, terwijl zijn moeder de lasten daarvan maar moeilijk kon betalen, vanwege haar lage inkomen. In elk geval voor het deel van de hypotheek van € 75.000 geldt dat deze helemaal afgelost had moeten worden bij het overlijden van de vader. Omdat er slechts een deel is afgelost, resteert nog een restschuld van ruim € 8.500. De zoon vindt dat de bank die moet vergoeden.

Oordeel Kifid
De hoofdregel is dat het aan de consument is om bewijs te leveren voor overtreding van de zorgplicht. Maar aan de andere kant rust er een zware motiveringsplicht aan de kant van de bank en adviseur om de bewijsmiddelen van het advies hiertoe aan de consument (of in dit geval de zoon als erfgenaam) te verstrekken. Anders gezegd: de bank kan niet volstaan met simpelweg ontkennen dat klopt wat de klant zegt. Het feit dat de klant bekend had moeten zijn met het feit dat ze een beleggingsverzekering hadden afgesloten met 110% overlijdensrisicodekking, is niet voldoende. Vast staat immers dat het risico voor de klant hoger is geworden sinds 2003, nu er sindsdien bij overlijden wel een restschuld zou zijn, wat voordien niet zo was. De bank kan niet aantonen dat de klant goed over dit risico is ingelicht.

De bank is daarom aansprakelijk voor de schade. Die bedraagt echter niet de hele restschuld van € 8.500, maar moet verlaagd worden met de premies die betaald zouden zijn voor een overlijdensrisicoverzekering met voldoende dekking (over de periode van 2003 tot 2019). Dan blijft er nog € 1.550 aan schade over.