Inloggen
Kennisbank

Onvrede over steeds strengere cliƫntenonderzoeken Wwft

18 nov 2021

Van financiële instellingen wordt steeds meer verwacht dat ze hun rol als poortwachter tegen witwassen serieus nemen. Doen ze dat onvoldoende, dan kan de financiële instelling daarvoor zwaar bestraft worden. Niet voor niets hebben diverse grootbanken al schikkingen van honderden miljoenen euro’s geaccepteerd om vervolging te voorkomen. Vooral banken worden daardoor steeds actiever in hun naleving van de Wwft.

Dit begint echter wel te knellen: banken worden zo voorzichtig, of stellen zo veel vragen, dat ook veel niet-kwaadwillende klanten hier last van hebben. Begin september 2021 moest minister Hoekstra in een Kamerbrief al reageren op een persbericht dat kleine autodealers bij voorbaat worden uitgesloten als klant, omdat in dergelijke ondernemingen zoveel contant geld omgaat. De minister geeft daarin aan dat dit niet de bedoeling is. Een bank moet wel een goede risico inschatting maken op grond van de Wwft, maar niet standaard een bepaalde cliëntengroep uitsluiten.

Cliëntenonderzoek van een consument (1)
Waar deze zakelijke groep direct last heeft van de strenge anti-witwasregels die een bank moet naleven, geldt dat ook voor steeds meer particulieren. Die dienen daarover soms een klacht in bij het Kifid. Hier zijn twee recente voorbeelden van.

Op 9 september 2021 deed de Geschillencommissie uitspraak in een zaak van een klant die gedurende ongeveer een jaar ruim € 54.000 aan contanten op haar betaalrekening stortte. De bank vroeg daarop naar de herkomst van het geld. Zij verklaarde dat ze het geld eerder van een andere spaarrekening had opgenomen voor een verbouwing. Die ging uiteindelijk niet door, en daarom heeft ze het geld weer teruggestort. De bank vond die verklaring niet voldoende en legde de vrouw beperkingen op in het gebruik van de betaalrekening. Vanaf dat moment moest elke inkomende en uitgaande transactie verklaard worden en onderbouwd worden met passende documentatie. Het storten van contant geld was alleen nog toegestaan als de vrouw de herkomst van de gelden kan verklaren en kan aantonen met passende documentatie.

De vrouw vindt dit veel te ver gaan en zegt haar rekening op. Ze dient alsnog een klacht in en eist daarin excuses. Het Kifid merkt op dat excuses niet afdwingbaar zijn, en dat ze alleen uitspraken doet over toewijzingen van concrete schade die in euro’s is uit te drukken. Maar het Kifid gaat ook inhoudelijk in op de zaak: volgens de Geschillencommissie heeft de bank haar bevoegdheden niet overschreden. Sterker nog: een bank is nu eenmaal verplicht onderzoek te doen naar de herkomst van geld, totdat ze ‘tevreden’ is over de uitleg. De vordering wordt daarom afgewezen.

Cliëntenonderzoek van een consument (2)
In een andere zaak, die op 7 september 2021 is gepubliceerd, is het nog iets lastiger vast te stellen hoever een financiële instelling mag gaan in haar cliëntonderzoek. Een gepensioneerd echtpaar dat sinds 2007 een hypotheek heeft, lost in een jaar tijd in totaal ruim € 20.000 af op die hypotheek. De geldverstrekker vraagt de klant om de herkomst van het geld. De klant stuurt hiertoe een pensioenoverzicht op, waaruit blijkt dat hij en zijn vrouw voldoende pensioeninkomen hebben om van te sparen. Dat spaargedrag is toegenomen, nu ze in coronatijd hun geld niet aan andere zaken hebben kunnen besteden. De geldverstrekker is echter nog niet tevreden: die wil ook nog een overzicht van de opbouw van het spaarvermogen over de afgelopen 12 maanden, om te controleren of dit overeenkomt met het eerder gegeven antwoord. De klant vindt echter dat de geldverstrekker al genoeg antwoord heeft gehad en vraagt om intrekking van het verzoek tot extra informatie.

De afdeling Fraude van de geldverstrekker laat de klant daarop weten de klant op te nemen in het Intern Verwijzingsregister als hij niet binnen twee weken aantoont waar zijn geld vandaan komt. Twee weken + 1 dag later wordt de klant ook in dit IVR geregistreerd voor de duur van 8 jaar. Daarop stapt de klant naar het Kifid. Hij vindt de handelswijze disproportioneel. Alleen al de bejegening dat hij ‘fraudeur’ zou kunnen zijn, stuit hem tegen de borst. En inhoudelijk, stelt de klant dat de aanvullende vragen van de geldverstrekker feitelijk uitnodigen tot eeuwig doorvragen. De informatieaanvraag is onbegrensd: het “spaarvermogen” is namelijk niet af te bakenen; dat zou betekenen dat hij zijn hele financiële administratie zou moeten overleggen. De consument vordert dat de geldverstrekker genoegen neemt met de verstrekte pensioenoverzichten.

De Geschillencommissie geeft de geldverstrekker uiteindelijk gelijk: die mocht nu eenmaal de opgegeven herkomst bevragen en controleren. Als de klant alleen nog de opbouw van spaargeld over 12 maanden had opgestuurd, was voldaan aan die plicht, maar dat weigerde de klant. Toch maakt de Geschillencommissie op ongebruikelijk openlijke wijze duidelijk dat ze wel erg meevoelt met de klant.

Allereerst stelt de Geschillencommissie sympathie te hebben voor het standpunt van de klant, maar juridisch niet anders te kunnen oordelen. In haar slotsom stelt de commissie voorts: “een groot deel van de onvrede van de consument zit in het gevoel onheus te zijn bejegend en vanuit het perspectief van een jarenlange klantrelatie valt dit ook wel te begrijpen. Om die reden zou het aanbeveling verdienen om dit gevoel van onvrede over en weer weg te nemen en wellicht kan dit bereikt worden doordat de consument de gevraagde gegevens alsnog aanlevert en Aegon vervolgens bekijkt of ze de registratie of duur ervan wil heroverwegen.”.

Wederzijdse onvrede
De onvrede over de Wwft-regels is overigens niet beperkt tot zakelijke of particuliere klanten van financiële instellingen. Zijzelf worstelen hier ook erg mee. Het is voor geen enkele financiële instelling leuk om zeer persoonlijke vragen te stellen over de herkomst van geld aan iemand die soms al vele jaren trouwe klant is. En al die onderzoeken kosten ook ontzettend veel tijd en geld. Bovendien is de vraag hoe efficiënt het is: een klant kan bij elke bank proberen transacties te doen, en banken mogen die informatie niet met elkaar delen. Er wordt dan ook al langer gepleit voor samenwerking en het liefst in Europees verband.