Het tweeschijvenstelsel
Het tweeschijvenstelsel (nu zijn dat er nog drie) wordt al per 1 januari 2020 ingevoerd. Het toptarief wordt in 2020 al 49,5%. Het tarief in de eerste schijf wordt 37,35%. Voor AOW-gerechtigden gelden nog wel drie tarieven. Voor AOW-ers geldt een tarief in de eerste en tweede schijf van 19,45% en in de derde schijf van 37,35%.
Verdient iemand in 2020 tot € 68.507, dan betaalt deze 37,35% inkomstenbelasting. In 2021 wordt dat met 37,1% nog iets gunstiger. Boven de € 68.507 betaal je in zowel 2020 als 2021 49,5% belasting, waar dat nu nog 51,75% is.
Jaar |
Inkomen max. € 68.507 |
Inkomen boven € 68.507 |
2020 |
37,75% |
49,50% |
2021 |
37,10% |
49,50% |
Algemene heffingskorting
De maximale algemene heffingskorting, een korting op de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, wordt de komende jaren verhoogd. De maximumkorting gaat van € 2.477 dit jaar naar € 2.711 in 2020 en € 2.801 in 2021. De algemene heffingskorting wordt verminderd met een percentage van het belastbaar inkomen uit werk en woning.
De arbeidskorting
De arbeidskorting wordt eveneens extra verhoogd met in totaal € 285,- verdeeld over drie jaar. Deze verhoging komt bovenop de verhoging van de arbeidskorting die al in 2019 is ingezet.
Algemene heffingskorting |
2019 |
2020 |
2021 |
Maximaal |
€ 2.477 |
€ 2.711 |
€ 2.801 |
Afbouw in 2e en 3e schijf |
5,147% |
5,672% |
5,888% |
|
|
|
|
Arbeidskorting |
2019 |
2020 |
2021 |
Bedrag grens 1 |
€ 170 |
€ 279 |
€ 389 |
Bedrag grens 2 |
€ 3.399 |
€ 3.595 |
€ 3.776 |
Bedrag grens 3 |
€ 3.399 |
€ 3.819 |
€ 4.143 |
Bedrag grens 4 |
- |
- |
- |
Afbouwpunt |
€ 34.060 |
€ 34.989 |
€ 35.982 |
Afbouwpercentage |
-6% |
-6% |
-6% |
De zelfstandigenaftrek
De zelfstandigenaftrek wordt geleidelijk verlaagd. Dit gebeurt per 2020 met acht stappen van € 250 en één stap van € 280 naar € 5000 in 2028. De zelfstandigenaftrek bedraagt nu nog € 7.280.
2019 |
2020 |
2028 |
€ 7.280 |
€ 7.030 |
€ 5.000 |
Aftrekposten
Bepaalde aftrekposten in de inkomstenbelasting worden in 2020 aftrekbaar tegen maximaal 46%. Het gaat om aftrek van onderhoudsverplichtingen (alimentatie), aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten, aftrek van weekenduitgaven voor gehandicapten, aftrek van scholingsuitgaven, giftenaftrek, ondernemersaftrek (zelfstandigenaftrek, aftrek speur- en ontwikkelingswerk, meewerkaftrek, startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid, stakingsaftrek), MKB-winstvrijstelling en de terbeschikkingstellingsvrijstelling.
Tarief maximale hypotheekrenteaftrek
De maximale hypotheekrenteaftrek daalt. Het belastingtarief in de hoogste belastingschijf, dat start bij een inkomen boven de € 68.507, wordt volgend jaar 49,5%. Tegelijk daalt het maximale aftrekpercentage voor de eigen woning. Dat gaat van 49% dit jaar naar 46% in 2020.
Het eigenwoningforfait
Het tarief voor het eigenwoningforfait wordt 0,6% bij woningen met een WOZ-waarde tussen de 75 duizend euro en 1,06 miljoen euro.
Scholingskosten
De fiscale aftrekpost voor scholingskosten blijft in ieder geval nog een jaar bestaan en zal waarschijnlijk per 2021 worden vervangen door de subsidieregeling STAP-budget (Stimulans van de Arbeidsmarktpositie) voor natuurlijke personen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt. De definitieve datum van vervanging wordt later vastgesteld.
Einde overgangsrecht zuivere saldolijfrenten
Met de inwerkingtreding van de Wet IB 2001 is overgangsrecht getroffen voor per 2001 bestaande zuivere saldolijfrenteverzekeringen en voor wat de staatssecretaris hybride lijfrenteverzekeringen noemt.
- Zuivere saldolijfrente: de premies voor deze verzekeringen waren niet aftrekbaar. Het opgebouwde rentebestanddeel is bij uitkering belast in box 1;
- Hybride lijfrenteverzekeringen: de premies voor deze verzekeringen zijn niet volledig afgetrokken. Voor het totaalbedrag van deze niet afgetrokken premies – het 'saldodeel' – geldt dat deze onbelast blijft bij uitkering. Alles dat boven dit saldodeel wordt uitgekeerd, is wel belast in box 1.
Het overgangsrecht voor zuivere saldolijfrenten wordt per 1 januari 2021 gehandhaafd. De afrekenverplichting in het overgangsrecht wordt afgeschaft. De beëindiging van het overgangsrecht en de afrekenverplichting wordt hierdoor beperkt tot specifiek die oude saldolijfrenten waarmee belastingheffing langdurig kan worden uitgesteld. De consequenties zijn dan:
- De saldolijfrenteaanspraken verhuizen van box 1 naar box 3; en
- over het aanwezige rentebestanddeel moet in box 1 inkomstenbelasting worden betaald.
Voorbeeld
Daan heeft in het verleden € 75.000 aan koopsom betaald voor een zuivere saldolijfrente. Eind dit jaar gaan de lijfrentetermijnen in, en wel gedurende een periode van 10 jaar € 13.500 per jaar.
Het overgangsrecht eindigt op 31 december 2020. Stel dat de waarde op dat moment € 105.000 bedraagt, dan vindt als volgt afrekening plaats:
- Waarde saldolijfrenteverzekering: € 105.000
- Af: Onbelast saldo (= € 75.000 -/- (2 x € 13.500)): € 48.000 -/-
- Belast rentebestanddeel: € 57.000
Dit rentebestanddeel wordt tegen een bijzonder tarief van 45% belast over 2020 betrokken. De heffing bedraagt in dat geval € 25.650.
Als het overgangsrecht voor zuivere saldolijfrenten zou zijn verlengd, dan zou Daan de eerste vijf jaar een volledig belastingvrije uitkering ontvangen van € 13.500 per jaar. Van de uitkering in het zesde jaar is € 7.500 belast in box 1. Alle daarna volgende termijnen zijn volledig belast.
Box 3 Vermogensrendementsheffing
In 2020 blijft het huidige systeem vermogensrendementsheffing nog in stand. Vanaf 2020 zijn de volgende forfaitaire rendementen gepubliceerd van de twee rendementsklassen:
- rendement op sparen: 0,06% (2019: 0,13%)
- rendement op beleggen: 5,33% (2019: 5,60%)
Ook worden de vrijstelling verhoogd tot € 30.846 per belastingplichtige (2019: € 30.360) en worden de tariefschijven geïndexeerd. De vermogensrendementsheffing wordt in 2020 daardoor:
Vermogen boven vrijstelling van € 30.486 |
Gemiddeld rendement |
Belastingdruk (30%) |
0-€ 72.797 |
1,80% (2019: 1,94%) |
0,54% (2019: 0,582%) |
€ 72.797 - € 1.005.572 |
4,22% (2019: 4,45%) |
1,266% (2019: 1,335%) |
Meer dan € 1.005.572 |
5,33% (2019: 5,6%) |
1,599% (2019: 1,680%) |
Verhoging algemene tarief overdrachtsbelasting
Het algemene tarief van 6% geldt voor alle onroerende zaken behalve woningen. Dit tarief wordt per 2021 verhoogd tot 7%. Het verlaagde tarief van 2% voor de verkrijging van woningen (of van rechten waaraan deze zijn onderworpen) wordt niet aangepast.
Inkomensgrens sociale huurwoning
De inkomensgrens om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning gaat voor meerpersoonshuishouden omhoog van € 38.000,- naar € 42.000,- . Voor eenpersoonshuishoudens wordt de inkomensgrens verlaagd naar € 35.000,-.
Verlaging verhuurderheffing om bouw (tijdelijke) woningen te stimuleren
Binnen de verhuurderheffing worden de volgende twee maatregelen voorgesteld om de bouw van (tijdelijke) woningen te stimuleren:
- Een heffingsvermindering voor nieuwbouw van woningen met een huur onder de laagste aftoppingsgrens van de huurtoeslag in schaarstegebieden (regio's waar de druk op de woningmarkt het grootst is).
- Een tijdelijke vrijstelling voor tijdelijke woningen (maximaal 15 jaar) die worden gerealiseerd in de periode 2020-2024.
Disclaimer
Dit artikel is geschreven naar inzicht van 18 september 2019. Stichting Erkend Hypotheekadviseur heeft bij het schrijven en redigeren van dit artikel de nodige zorgvuldigheid betracht. Stichting Erkend Hypotheekadviseur is op geen enkele wijze verantwoordelijk voor de schade die ontstaat als gevolg van eventuele onjuistheden in deze tekst.