Inloggen
Kennisbank

Nieuwe leennormen Consumptief Krediet

15 apr 2021

Op 1 april 2021 heeft NVB de nieuwe normen Consumptief Krediet gepubliceerd. Enkele dagen later volgde VFN met hun publicatie. De methodiek voor berekening van de maximale consumptieve leencapaciteit is hiermee gewijzigd.

De begrippen basisnorm en leennorm blijven bestaan, maar die zijn niet meer exact hetzelfde als tot 1 april 2021. Allereerst wordt voor vaststelling van de basisnorm onderscheid gemaakt tussen consumenten met en zonder een eigen woning. Daarnaast moet op de leennorm een zogeheten ‘surplus’ losgelaten worden. Dat is een bepaald bedrag, afhankelijk van inkomen en gezinssamenstelling, dat moet worden opgeteld bij de leennorm. Een surplus is van toepassing voor:

  • bezit van de eigen woning (naast de andere basisnorm)
  • bezit van een auto (er geldt een aparte rekenmethodiek voor leaseauto’s)
  • kosten van kinderopvang

De nieuwe normen zijn tot stand gekomen in nauw overleg met de VFN, AFM en Nibud. Sommige consumenten zullen door de nieuwe normen minder kunnen lenen dan voor 1 april 2021, maar dat geldt lang niet voor iedereen. Er is dus geen sprake van een algemene verzwaring. Wel wordt meer rekening gehouden met het werkelijke bestedingspatroon van huishoudens. In de volgende editie van de Erkend zullen we enkele rekenvoorbeelden opnemen.

Basisnorm en Leennorm vanaf 1 april 2021

Vanaf 1 april 2021 zijn er 8 basisnormen (dat waren er 4).

  Alleenstaand Alleenstaand met kinderen Paar zonder kinderen Paar met kinderen
Huurders 1.071 1.732 1.562 2.030
Eigenwoningbezitters 1.181 1.842 1.673 2.140

De nieuwe leennorm is: Leennorm = basisnorm + opslagpercentage * ( inkomen -/-minimuminkomen). De leennorm is wel gemaximeerd, afhankelijk van de gezinssituatie, inkomen en eigenwoningbezit.

De opslagpercentages, uitgangspunten van minimum- en modale inkomen, en maximale leennormen zijn:

  Alleenstaand Alleenstaand met kinderen Paar zonder kinderen Paar met kinderen
Opslagpercentage 15% 12,5% 12,5% 10%
Minimuminkomen 1.523 1.523 1.523 1.523
Modaal inkomen 2.151 2.151 2.151 2.151
1,5 x modaal inkomen 2.822 2.822 2.822 2.822
         
Maximale Leennorm Huurders        
Modaal 1.181 1.896 1.661 2.149
Vanaf 1,5 x modaal 1.287 1.973 1.742 2.207
         
Maximale Leennorm Kopers        
Modaal 1.291 2.007 1.772 2.259
Vanaf 1,5 x modaal 1.397 2.083 1.853 2.317

Als de leennorm is vastgesteld, moet nog eens rekening gehouden worden met:

  • autobezit
  • eigenwoningbezit

De adviseur moet elke aanvrager van een consumptief krediet vragen of hij een auto heeft of least. Voor woningbezitters moet er naast de aparte basisnorm nog een surplus bij de leennorm opgeteld worden. De surplussen die moeten worden opgeteld bij de leennorm, zijn ook weer afhankelijk van inkomen en gezinssamenstelling, hoewel die voor het eigenwoningbezit niet blijken te variëren voor verschillende gezinssituaties.

Surplus leennorm woning en privé auto

  Alleenstaand Alleenstaand met kinderen Paar zonder kinderen Paar met kinderen
Surplus eigenwoningbezit        
Tot modaal 60 60 60 60
1 tot 1,5 x modaal 73 73 73 73
Vanaf 1,5 x modaal 85 85 85 85
         
Surplus autobezit        
Tot modaal 178 173 144 99
1 tot 1,5 x modaal 162 152 134 91
Vanaf 1,5 x modaal 130 116 116 83

Leaseauto’s of auto van de zaak

Voor leaseauto’s of een auto van de zaak, is de regeling nog iets ingewikkelder. Er moet echter wel rekening gehouden worden met de kosten van leaseauto’s of een eventuele bijtelling van een auto van de zaak. Het kan helemaal complex worden als er in één gezin bijvoorbeeld sprake is van een privéauto, een leaseauto en een auto van de zaak. In de VFN-normen is een circulaire bijgesloten waarin deze complicaties nader zijn uitgelegd.

Woonlasten

De bepaling van de woonlasten verandert nauwelijks. Voor appartementseigenaren met een VvE geldt dat geen rekening gehouden hoeft te worden met extra VvE-lasten bovenop de woonlasten: die zijn wel verwerkt in de basisnorm woningeigenaren. De norm woonlast is € 233.

Kinderopvang

Kinderopvangkosten moeten ook meegenomen worden in de vaststelling van de leencapaciteit. In de nieuwe leennorm methodiek worden kinderopvangkosten gebudgetteerd via een surplus: 

Bruto kosten -/- kinderopvangtoeslag -/- €200 of € 212. Het bedrag mag niet lager zijn dan nihil.

Alimentatie

Een ontvanger van alimentatie mag deze inkomsten meetellen met het inkomen als de duur ten minste gelijk is aan de looptijd van de lening. Partneralimentatie moet herrekend worden naar een netto bedrag. Vanwege de tariefmaatregel mag maximaal rekening gehouden worden met een aftrek van 37,05%, ook als de aftrek op dit moment nog hoger is (in 2021 nog maximaal 43%).

Studieleningen

Voor studieleningen geldt de methodiek uit de Tijdelijke Regeling hypothecair krediet van 2020. Dat is mogelijk nogal verwarrend: de leennormen CK lopen dus een jaar achter op die van HK. De correctie voor CK is daarmee nog:

  • 0,75% voor studieleningen onder het oude leenstelsel (voor 1 juli 2015);
  • 0,45% voor studieleningen van na 1 juli 2015.

Vaststellen inkomen

In de Toelichting op de leennormen van VFN en NVB wordt ook uitgebreid ingegaan op de vaststelling van het netto inkomen. Vakantiegeld, zorgtoeslag, huurtoeslag, kindgebonden budget, kinderbijslag en de inkomensafhankelijke combinatiekorting mogen hierbij meetellen. Ook mogen bepaalde vermogensinkomsten opgeteld worden, zoals inkomen uit verhuur of lijfrenten. Zie voor de vaststelling van alle aspecten rondom het vaststellen van het toetsinkomen voor CK de normen van VFN en NVB.